In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
2.4. De celkern
Open blz. 117 van je boek.
Samenvattingsboekje op blz. 12.
Laptop is dicht
Slide 1 - Tekstslide
2.4. De celkern
Leerdoelen van de les:
8. Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen.
9. Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Kenmerken van chromosomen
Chromosomen: lange dunne draden in de celkern
Chromosomen regelen wat er in de cel gebeurt + bevatten je erfelijke eigenschappen. Erfelijke eigenschappen: Eigenschappen waarvoor je de informatie van je ouders erft. Je kunt chromosomen in een cel (onder de microscoop) alleen zien als deze zich gaat delen!
Slide 3 - Tekstslide
Lichaamscellen
Lichaamscellen: De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd
(bijv. huidcellen, levercellen en spiercellen)
In de celkern van de mens liggen 46 chromosomen.
Slide 4 - Tekstslide
Bouw en functie DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA
Basen: twee stukken DNA die precies bij elkaar passen. In de afbeelding is een base één trede van de wenteltrap (zie volgende dia).
Slide 5 - Tekstslide
Bouw en functie DNA
Basenpaar: Er zijn vier verschillende basen. Ze worden aangegeven met de letters A, T, C en G.
De vier basen kunnen
paren vormen. A-T = een basenpaar C-G = een basenpaar
Slide 6 - Tekstslide
Aan de slag
Lees 2.4. de celkern vanaf blz. 117 in je boek en maak opdracht 1 t/m 6. Vul blz. 12 in van je samenvattingsboekje.
timer
10:00
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat zijn chromosomen?
A
lange dunne draden in de celkern
B
het zijn kernen
C
Bevatten eigenschappen
D
zijn cellen
Slide 9 - Quizvraag
DNA is
A
een gen
B
de stof waar een chromosoom van gemaakt is
C
een virus
Slide 10 - Quizvraag
Celmembraan
Cytoplasma
Chromosomen
Celkern
Slide 11 - Sleepvraag
Sleep de basen naar de juiste plek op de DNA streng