Feiten, meningen en argumenten

feiten, meningen en argumenten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zit 14 slide, met interactieve quiz en tekstslide.

Onderdelen in deze les

feiten, meningen en argumenten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt de volgende termen uitleggen; mening, feit, argument, conclusie 
  • Je kent de signaalwoorden die horen bij de termen; mening, feit, argument, conclusie

Slide 2 - Tekstslide

De test

"Suiker in je thee is smerig"

<--Mening                 Feit -->

Slide 3 - Tekstslide

De test

"De maan is 326.019 km van de aarde verwijderd"

<--Mening                   Feit -->

Slide 4 - Tekstslide

De test

"Het heelal is oneindig"

<--Mening                  Feit -->

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg: 
1. Mening / standpunt is een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening/standpunt kun je het eens of oneens zijn. 
2. Een feit is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is en wat je kunt controleren. HEEL BELANGRIJK: CONTROLE!
3. Als je zegt waaróm je een bepaalde mening hebt, noem je dat een argument

Slide 6 - Tekstslide

Hoe herken je meningen, feiten 
en argumenten?
1. Een mening herken je vaak aan signaalwoorden als: ik vind en volgens mij
2. Een feit kun je controleren: is het waar of niet waar. 
3. Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers. https://schooltv.nl/video-item/wat-is-het-verschil-tussen-een-feit-en-een-mening-feiten-staan-vast

Slide 7 - Tekstslide

 argumenten
De schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft, dat zijn mening juist is.
Dit doet hij met een argument.
argument= de reden waarom je iets vindt. Hoe beter je argument hoe eerder iemand het met je eens is.

Slide 8 - Tekstslide

Standpunt en argument?
Als iemand zijn mening (standpunt) wil verdedigen, legt hij uit waarom hij iets vindt. Dit noem je een argument.

Veel gebruikte signaalwoorden bij argumenten zijn: 
want
omdat
daarom
namelijk

Slide 9 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van een tekst
Mening/Feit (objectief)
Deskundigheid: iemand weet er iets van
Meerzijdig: verschillende kanten 
Belang
Actueel 

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen 
Stelling:
Schooldagen moeten later beginnen.

Bedenk een argument voor en een argument tegen.
Geef een uitleg bij het argument.
Geef een voorbeeld bij het argument.
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Ik vind het hebben van één echte , goede vriend belangrijk
A
Mening
B
Feit
C
Argument
D
Geen idee

Slide 12 - Quizvraag

Je mag overleggen tijdens een toets of examen.
A
Mening
B
Argument
C
Feit
D
Geen idee

Slide 13 - Quizvraag

Ik vind het hebben van een huisdier belangrijk, want dan is er altijd iemand blij als je thuiskomt.
A
Dit is een mening met een argument
B
Dit is alleen een mening
C
Dit is alleen een argument
D
Geen idee

Slide 14 - Quizvraag