Thema 2 les 4

1 / 46
volgende
Slide 1: Video
Natuur en TechniekHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Waar gaan wij het vandaag over hebben, 
Over de bouwhoek en natuur en techniek in de klas. 

als filmpje voordat de les start
Welkom waar gaan wij het vandaag over hebben. ! 


We blikken terug op de opdracht uit de vorige les. Wie heeft er al een mindmap met kleuters gemaakt bij een probleem uit een prentenboek? Die willen we graag allemaal zien.

Welke vragen leidden tot nieuwe ideeën? Hoe heb je het creatief denken van de kleuters kunnen stimuleren?
Stageopdracht 1; Post je foto
licht toe; je onderwerp, je doel (behaald?), de vaktaalwoorden

Slide 2 - Open vraag

Voordat we dat gaan doen. Zijn er nog studenten die de eerste of de tweede opdrachten hebben gedaan  en dat met ons willen delen? 
Kijken of er nog studenten zijn die in les 3 het nog niet, maar in les 4 wel hebben uitgevoerd.
de dieren in de zee
www-quiz; 
De dieren in zee

Slide 3 - Tekstslide

OOk vandaag weer een kleine quiz om eigen kennis te toetsen. En weer een aantal feitjes en weetjes. 

eventueel overslaan of alleen de lessonup quiz; we checken hier als docenten formatief mee of de studenten over voldoende basiskennis beschikken om met kleuter het over de biologie te hebben.

Weer een anatal feitjes en weetjes Weten jullie hoe het zit. 
VAndaag over de dieren in de zee. 
een zeepaardje is een...
A
zoogdier
B
vis
C
geleedpotige
D
stekelhuidige

Slide 4 - Quizvraag

Het goede antwoord is een . B

Als je denkt aan een vis, dan denk je waarschijnlijk niet meteen aan een zeepaardje. Dat is ook niet gek, want wetenschappers zijn er lang mee bezig geweest om te bepalen wat voor dieren zeepaardjes zijn. Ze ademen via hun kieuwen, hebben verschillende vinnen en hebben een zwemblaas. Daarom horen zeepaardjes officieel bij de vissen van de wereld. Sterker nog: ze horen bij de beenvisachtigen. Dit komt doordat ze een wervelkolom van bot hebben, wat niet bij alle vissen voorkomt.



De zeepaardjes (Hippocampus) vormen een geslacht van vissen uit de familie Syngnathidae van de orde zeenaaldachtigen (Syngnathiformes). 

Het lichaam van een zeepaardje is zijdelings afgeplat; de kop lijkt wel op die van een paard en heeft een lange snuit. De buik is bol, de staart is lang en oprolbaar, en kan als grijporgaan worden gebruikt. Een staartvin ontbreekt. Zeepaardjes hebben geen schubben maar rijen knobbels of stekels, beenringen genoemd. Hierdoor heeft een zeepaardje zowel een inwendig als uitwendig skelet en is voor veel dieren te hard om op te eten. Een zeepaardje zwemt rechtop en beweegt langzaam. De rugvin wordt gebruikt voor stuwing. De borstvinnen, die erg hoog geplaatst zijn, vlak achter de kieuwdeksels, worden gebruikt om te sturen. De beide ogen kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen zodat niet het hele lichaam gedraaid hoeft te worden om iets te volgen. Ook kunnen zeepaardjes van kleur veranderen en zelfs patronen en tekeningen aannemen.

HOE ZIE IK ER UIT?
Een zeepaardje is een vis, ook al zou je dat misschien niet zeggen. Een zeepaardje
heeft een bolle buik, een grijpstaart en rijen met gekke knobbels. Deze knobbels
noemen we beenringen. De beenringen zorgen ervoor dat het zeepaardje heel
hard wordt en dus niet lekker is om te eten. Verder is het lichaam van een
zeepaardje plat en heeft hij geen schubben.
Van klein naar groot
Er bestaan zo’n 35 verschillende soorten zeepaardjes. Deze soorten leven
verspreid over een groot deel van de wereld en zien er allemaal net even anders
uit. Zo is het kleinste zeepaardje maar een paar centimeter groot, terwijl het
grootste zeepaardje wel 25 centimeter lang kan worden! Er bestaan felgekleurde
zeepaardjes, maar er zijn ook bruingroene soorten. Zo valt het zeepaardje niet op
tussen de waterplanten waarin hij leeft.
Turbo motor
Een zeepaardje zwemt rechtop, maar niet heel snel.
Dat kan ook niet anders met zo’n kleine rugvin.
Vlak achter de kieuwen zitten nog twee kleine
vinnen waarmee het zeepaardje kan ‘sturen’. Toch
laat een zeepaardje zich het liefst meevoeren met
de stroming. Als één van de weinige vissen kan een
zeepaardje recht naar boven en recht naar beneden
zwemmen.
Kameleon
Net zoals de ogen van een kameleon, kunnen de ogen van een zeepaardje
onafhankelijk van elkaar bewegen. Zo hoeft een zeepaardje dus niet zijn hele
lichaam te draaien om iets met zijn ogen te volgen.
DIERENPASPOORT ZEEPAARDJE
LATIJNSE NAAM: Hippocampus
LEEFGEBIED: de meeste soorten komen voor in ondiepe
(sub)tropische kustzeeën over de hele wereld
VOEDSEL: garnalen, plankton en kreeftjes
LEEFTIJD: waarschijnlijk tussen de 4 en 7 jaar
LENGTE: afhankelijk van de soort van 2 cm tot 25 cm
DRAAGTIJD: 14 tot 28 dagen
AANTAL JONGEN: 15 tot 1500 per worp
WAAR WOON IK?
Het zeepaardje leeft verspreid over de hele wereld. Hij is vooral te vinden in
ondiepe (sub)tropische kustwateren. Met zijn staart grijpt een zeepaardje zich
vast aan wieren, watergrassen en koralen en wiegt rustig mee met het water.
WAT EET IK?
Een zeepaardje eet voornamelijk garnalen, kreeftjes en plankton. Hij wacht tot
een prooi langs zwemt en zuigt het dan op met zijn snuit. Een zeepaardje moet
voortdurend blijven eten om voldoende voedingstoffen en energie binnen te
krijgen.
MIJN FAMILIE
Het zeepaardje is een sociaal dier en leeft het liefst in groepen. Als een mannetje
en een vrouwtje elkaar hebben gevonden, blijven ze meestal hun hele leven
samen. Dat noemen we monogamie.
Bijzondere vader
De voortplanting van het zeepaardje is erg bijzonder. Het
is namelijk niet moeder, maar vader zeepaard die
drachtig is! Als de paring begint, dansen het mannetje en
het vrouwtje buik aan buik rond. Tijdens deze dans
brengt het vrouwtje haar eitjes in de buidel van het
mannetje. Hij bevrucht de eitjes en zwemt er een aantal
weken mee rond. Als de larven er klaar voor zijn, ‘duwt’
de vader hen uit de buidel naar buiten. Afhankelijk van
de soort worden er 15 tot wel 1500 larven geboren! De
larven zijn miniatuur versies van hun ouders. Een larf is
gelijk na de geboorte op zichzelf aangewezen. Hij wordt
namelijk niet verzorgd door zijn ouders.
IN OUWEHANDS DIERENPARK
In het aquarium van Ouwehands Dierenpark hangt voor de zeepaardjes een
lange, doorzichtige buis met gaatjes. Misschien zie je in de buis wel kleine
beestjes zwemmen! In deze buis zit het voedsel voor de zeepaardjes:
pekelkreeftjes. Af en toe komen er een paar pekelkreeftjes in het aquarium
terecht. Op deze manier hebben de zeepaardjes de hele dag door te eten.
HELP!
Als een zeepaardje eenmaal volwassen is, heeft hij maar
weinig natuurlijke vijanden. De beenringen maken hem voor
andere vissen te graterig en slecht te verteren. Toch lust de
krab af en toe wel een zeepaardje!
Mensen vormen de grootste bedreiging voor het zeepaardje.
In veel landen worden gedroogde zeepaardjes als souvenirs
verkocht. Ook worden zeepaardjes vermalen en gebruikt in
traditionele medicijnen.
WIST JE DAT…
Wist je dat er ook twee soorten zeepaardjes voorkomen in de Noordzee?
Dat zijn het kortsnuitzeepaardje en het langsnuitzeepaardje.
Wist je dat er ook een mythologisch zeepaard bestaat?
Dit is een dier met de voorkant van een paard en de achterzijde van een vis.
Wist je dat de Latijnse naam van het zeepaardje (hippocampus) letterlijk
‘gebogen paard’ betekent

Heb je het idee dat jij al veel kan eten op een dag? Dat is nog niks vergeleken met een zeepaardje. Deze dieren eten namelijk bijna de hele tijd. Hoe dit kan? Zeepaardjes hebben geen maag. Hierdoor kan hun eten niet opgeslagen worden en loopt het vrijwel direct door hun lichaam. Ze moeten dus constant blijven snacken om energie te krijgen. Zeepaardjes leven vooral van plankton en kleine kreefachtigen.


Alle zoogdieren hebben zes kenmerken:
1. Zoogdieren worden levend geboren. ...
2. Na de geboorte drinken alle zoogdieren melk bij hun moeder. ...
3. Zoogdieren hebben longen om adem te halen. ...
4. Alle zoogdieren hebben haren. ...
5. Zoogdieren hebben een skelet. ...
6. Zoogdieren hebben zweetklieren, ze kunnen dus zweten.


Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

walvis
A
zoogdier
B
vis
C
geleedpotige
D
stekelhuidige

Slide 6 - Quizvraag

Het grootste dier en ook zoogdier van de wereld is de blauwe vinvis. De blauwe vinvis kan 30 meter lang en tot 170 ton zwaar wegen. 170 ton is te vergelijken met 125 keer een Volkswagen Golf of 2.000 volwassen mannen (mensen).

De zoogdier valt in het dierenrijk onder de klasse Mammalia en heeft als de enige soort een vacht, waardoor de dieren zich kunnen camoufleren en ook warm gehouden worden. De zoogdieren kunnen de lichaamstemperatuur constant houden. De melkklieren zijn belangrijke organen in de huid en zijn uiteraard kenmerkend voor het zoogdieren: het zogen.
Het belangrijkste kenmerk van een zoogdier is het skelet. Het skelet van een zoogdier bestaat uit één kaakbot en drie beentjes te weten hamer, aambeeld en stijgbeugel in het middenoor. Deze twee kenmerken onderscheiden het zoogdier van andere levende wezens.


Geleedpotigen (Arthropoda) zijn een stam van koudbloedige, ongewervelde dieren met een uitwendig skelet, een gesegmenteerd lichaam en meerdelige (gelede) poten. Tot de geleedpotigen behoren bekende groepen zoals de insecten, spinnen, duizendpotigen en kreeftachtigen. De geleedpotigen vormen met 80% van alle bekende soorten verreweg de grootste stam van het dierenrijk. Ze komen voor in alle leefomgevingen op aarde en vertonen een grote vormenrijkdom.
Geleedpotigen kenmerken zich door hun gelede extremiteiten (ledematen) en hun harde exoskelet van chitine, vaak verstevigd met calciumcarbonaat. Het lichaam van een geleedpotige bestaat uit segmenten die gedurende de ontwikkeling met elkaar kunnen vergroeien. Om groei mogelijk te maken verliezen geleedpotigen om de zoveel tijd hun exoskelet, een proces genaamd vervelling. Ondanks hun spectaculaire verscheidenheid zijn de meeste geleedpotigen kleine dieren. Veel soorten, met name de insecten, zijn gevleugeld.

De grootste groep dieren op aarde is zonder twijfel de groep geleedpotigen. Het zijn
ongewervelde dieren die hun stevigheid krijgen van een uitwendig pantser.
Zij hebben allemaal pootjes die uit meerdere stukjes - leden - bestaan. Vandaar de
naam geleedpotigen. Ze hebben tussen de leden gewrichten en kunnen daardoor
scharnieren met hun poten wat maakt dat ze heel goed en heel hard kunnen lopen!

Stekelhuidigen zijn dieren die bij een afdeling in het dierenrijk horen. Ze leven in de zee leven en we kunnen ze in drie groepen verdelen; zee-egels, zeesterren en zeekomkommers. Deze drie hoofdgroepen lijken op het eerste oog misschien niet zo op elkaar toch horen ze bij elkaar.In hun volwassen verschijning hebben zij eenzelfde soort lichaamsbouw.
- Ze zien er stekelig uit en hebben verschillende soorten stekels over hun lichaam.
- Stekelhuidigen hebben niet een skelet zoals wij dat hebben.

Stekelhuidigen zijn ongewervelde dieren.
Ze leven in zee, scharrelen meestal over de
bodem en hebben een stekelig lichaam.
Vandaar dus de naam stekelhuidigen. Zeeegels en zeesterren zijn wel de bekendste
diersoorten van deze groep

Stekelhuidigen hebben een soort skelet dat aan de buitenkant van hun lichaam zit.
Vaak bestaat hun lichaam uit vijf gelijke delen, zoals zeesterren met vijf armen.
Het kunnen echter ook meer delen zijn.
Het is bekend dat stekelhuidigen stukken van hun lijf die zijn afgescheurd weer
aan kunnen laten groeien. Die nieuwe armen zien er dan vaak wel afwijkend uit. De
armen van zeesterren bezitten zuignapjes. Daarmee kunnen ze zich vasthouden.
Hun stekels kunnen ze gebruiken tegen vijanden

De spuitgaten worden bedekt door gespierde kleppen die water tegenhouden wanneer de walvis onder water zwemt. In ontspannen toestand bedekt de flap het spuitgat. Het spuitgat leidt naar de luchtpijp van de walvis en vervolgens naar de longen. In tegenstelling tot de meeste andere zoogdieren kunnen walvissen niet ademen door hun mond.[3] Hun luchtpijp is echter verbonden met hun blaasgat; walvissen kunnen zo hun mond open doen onder water zonder te verdrinken.[4]
De meeste walvissen kunnen hun adem 7-30 minuten inhouden, potvissen zelfs tot wel 2 uur. Gewoonlijk ademen ze 1 tot 2 keer per minuut wanneer ze reizen (mensen 15 tot 18 keer) en een ademteug duurt 1/2 seconde. Bij elke uitademing persen ze met een grote kracht bijna 90% van alle oude/gebruikte lucht uit hun longen (mensen slechts ongeveer 12-18%).[5]
ZEEHOND
ZEELEEUW
VOORSTE POTEN OM TE HOBBELEN
VOORSTE POTEN OM TE LOPEN
ACHTERSTE POTEN ZIJN EEN VIN
ACHTERSTE POTEN STAAN NAAR VOREN
OORSCHELPJES
GEEN OORSCHELPJES

Slide 7 - Sleepvraag

VErschillen

Zeehond is kleiner.
Zeehond zwemt met zijn achtervinnenen stuurt met zijn voorvinnen.

Een zeeleeuw doet dat precies andersom.



Zeehonden hebben geen zichtbare oorschelp. Zeeleeuw wel en kunnen daarmee beter horen. 

Zeeleeuwen hebben lange en gladde snorharen, terwijl die in zeehonden gekrompen en gepareld zijn.
• Zeeleeuwen hebben langharige voorpoten, maar bij zeehonden zijn de voorpoten kort en behaard.
Zoek de verschillen

Slide 8 - Tekstslide

zeehond afbeelding; geen oorschelpen en poten voornamelijk om mee te zwemmen. Zeeleeuwen filmpje kunnen zich beter op het land voortbegewegen, de poten staan naar voren gericht. Daarom zag je vroeger in het circus wel kunstjes met zeeleeuwen en niet met zeehonden

zeeleeuw
Bovendien is hun vermogen om met vier poten over de grond te lopen met het gebruik van lange voorpoten een ander onderscheidend kenmerk van veel vinpotigen, en dat heeft ertoe geleid dat ze meer tijd op het land dan in zee hebben doorgebracht. Terwijl ze echter in water zwemmen, bewegen ze hun lange voorpoten zoals vogels tijdens de vlucht met hun vleugels klappen.


https://youtu.be/yZBa48dcFnE

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wist je datjes

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Link

eventueel overslaan; of de keuze geven of ze zin hebben in een leuk weetje.
essentie vertellen; belang oceanen bij klimaatverandering. Probleem van de verzuring (koolzuur= koolstofdioxide in de atmosfeer lost deels op in het oceaanwater. Het water wordt hierdoor zuur. Als er meer koolzuur/ CO2 in de atmosfeer komt dan worden de oceanen zuurder. Dit heeft grote gevolgen bijv voor koraalriffen (bleaching). Dit is de laatste 20 jaar al aan de gang bij het Great barier reef in Australie. De ph tolerantie voor koralen is heel klein.
Zuur lost kalk op (denk maar aan zoutzuur, waarmee je cement kunt weghalen op de muur.)


Vanwege hun delicate schelpen worden ze beschouwd als 'kanaries in de kolenmijn' om de gevolgen van de oceaanverzuring aan te geven,” legt hoofdonderzoeker Katja Peijnenburg, verbonden aan Naturalis Biodiversity Center en de Universiteit van Amsterdam, uit. Waar de kanaries de mijnwerkers waarschuwden voor gevaarlijke gassen, worden de kwetsbare schelpen van vleugelslakken nu gezien als belangrijke graadmeters voor de toestand van onze oceaan.


De oceaan verzuurt door de te hoge CO2-productie in een veel hoger tempo dan wetenschappers ooit voor mogelijk hadden gehouden. De oceaan neemt ruim 50% van alle CO2 op, maar kan dat nauwelijks nog bolwerken. Het gevolg is dat het water verzuurt, waardoor kalk oplost. Plankton, schelpdieren, zeesterren, zee-egels en koraal, gebruiken kalk als bouwmateriaal en hebben daar niet genoeg van. Hierdoor zullen deze organismen uiteindelijk sterven. Het duidelijkst is dit waar te nemen bij de koraalriffen.

Onze aarde (en ook andere planeten) worden omringd door een laag gassen: de atmosfeer of dampkring. Daarbij zijn ook een aantal gassen (zoals CO2 en waterdamp) die ervoor zorgen dat een deel van de warmte van de zon binnen de atmosfeer blijft, en het dus lekker warm blijft. Ze geven hetzelfde effect als een 'broeikas'! Dit is het natuurlijk broeikaseffect.
Maar sinds 1850 gaat het mis: fabrieken, auto's, het kappen van bossen enz. zorgen ervoor dat er veel te veel broeikasgassen in de lucht komen, en het broeikaseffect wordt versterkt. De temperatuur begint onnatuurlijk te stijgen ('opwarming van de aarde'), en er zijn ook gevolgen voor de hoeveelheid neerslag, het aantal orkanen... Al deze veranderingen samen noemt men de klimaatverandering, en die brengt heel wat problemen met zich mee voor de mens en voor de natuur.
Inhoud
1 Lagen om de aarde
2 Waarom wordt het zo warm?
3 Gevolgen
4 Kan je er wat aan doen?
5 Zie ook
Lagen om de aarde
De aarde heeft heel veel verschillende lagen die ons beschermen tegen de gevaarlijke straling van de zon. Die straalt namelijk ultraviolet licht uit, waar mensen, planten en dieren niet tegen kunnen. Die lagen heten samen de Atmosfeer. De buitenste laag (die echt buiten de atmosfeer is) heet de exosfeer. En de lagen daar onder heten: de thermosfeer, mesosfeer, stratosfeer (daar zit de ozonlaag in) en de troposfeer. De mensen leven in de troposfeer en de stratosfeer.
De zon zorgt ervoor dat we warmte krijgen: de stralen gaan door de lagen naar de aarde. De aarde kaatst sommige stralen terug de ruimte in en anderen niet om het hier warm te houden. De stralen die terug naar de ruimte moeten moeten eerst door de Atmosfeer heen. Een deel van die warmte wordt vastgehouden door broeikasgassen, zoals koolzuurgas. Dat noemen we het “natuurlijke broeikaseffect”. Zonder dat effect zouden wij niet op onze aarde kunnen leven. Want dan was het gemiddeld –18 graden in plaats van gemiddeld +15 graden. Heel erg koud dus.
Waarom wordt het zo warm?
Sinds het industrietijdperk gaat de gemiddelde temperatuur op de aarde omhoog. Dat komt omdat de uitstoot van fabrieken, auto's, landbouw enz. de hoeveelheid broeikasgassen heel erg verhoogd. Normaal gezien gaat de warmte, die door de aarde wordt teruggekaatst, gedeeltelijk door de atmosfeer terug naar de ruimte. Maar door broeikasgassen, die worden uitgestoten bij de verbranding van fossiele brandstoffen voor energieopwekking en door uitlaatgassen van vliegtuigen en auto’s kan dat haast niet meer. De warmte kan er dan niet meer doorheen en kaatst dan weer terug naar de aarde. Dan wordt het heel warm op aarde. Dit noemen we het “versterkt broeikaseffect”.
Niet alleen energieopwekking en uitlaatgassen zorgen voor het broeikaseffect. De grootste veroorzaker van het broeikaseffect is de vee-industrie. Dit zorgt voor meer dan de helft van de uitstoot van broeikasgassen. Dit komt omdat koeien, varkens en kippen bij het verteren van voedsel heel veel methaan produceren. Dit gas zorgt ook nog eens vele malen meer voor het versterkte broeikaseffect dan dat CO2 doet. Verder worden er steeds meer stukken bos gekapt om meer landbouwgrond te creëren. Bomen zorgen ervoor dat CO2 weer wordt omgezet in zuurstof. Hoe minder bomen er zijn hoe meer CO2 er dus in de lucht blijft zitten. Verder is er bijna 2500 liter water nodig voor het produceren van 1 hamburger. Omdat er zoveel water nodig is moet er meer water worden gezuiverd wat ook weer zorgt voor CO2 uitstoot.

Slide 12 - Tekstslide

In deze les wordt gebruik gemaakt van de les die ze deze week bij onderwijskunde krijgen. Hierin komen zij dezelfde dingen tegen.


Vandaag gaat het over de verschillende hoeken en hoe natuur en techniek daar een rol in kan hebben. terug kan komen. 


In deze les gaan we het hebben over het inzetten van de bouwhoek bij thematisch onderwijs. Dit al voorloper op volgende week waar we een themahoek gaan ontwerpen. 

 Op veel scholen zie je dat kinderen in de bouwhoek weinig sturing krijgen bij het spel.
Het leren is gericht op ontdekkend leren. Door tijdens een thema na een start in de kring (les 3) de juiste probleemstelling, inspiratie en lesmaterialen te selecteren kun je van het ontdekkend leren meer ontwerpend leren (met een doel voor ogen) maken.

Door ontwerpprobl,emen toe te voegen gaan kinderen doelgerichter aan de slag. 


Met de materialen en het huidige thema in je groep gaan we nadenken over de vraag; hoe kan ik bij dit thema de bouwhoek inzetten voor ontwerpend leren? Welke vragen stel je dan bij het begeleiden van kleuters als zij bezig zijn in de bouwhoek.
Gebruik ter inspiratie de literatuur die eerder deze cursus gebruikt is.


De bouwhoek is in menig lokaal een hoek waar
de jongens heerlijk spelen. Je hoeft er niet
naar om te kijken, er wordt eigenlijk altijd prima
gespeeld. Maar … ze spelen er wel altijd hun eigen
spel en steeds hetzelfde. Ze doen weinig met je
suggesties en blijven voor je gevoel een beetje
hangen in hetzelfde spel. En de meisjes zijn zo
moeilijk te motiveren voor de bouwhoek …
Aan het einde van de les,
  • kan de student geschikte materialen uit de bouwhoek selecteren om in te zetten tijdens de gekozen thema.
  • heeft de student zelf geoefend met een HKJ vraag waarmee de leerlingen in de bouwhoek aan de slag kunnen (ontwerpend leren).
  • weet de student hoe kinderen te begeleiden in de bouwhoek.
  • is de student zich bewust van genderbewust lesgeven bij STEM-vakken (Science, Technology, Engineering, Mathematics).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Als voorbereiding hebben jullie in de hoeken gekeeken welke materialen passenbij natuur en techniek wat hebben jullie gevonden. 

gewoon random een paar studenten de beurt geven. Als opening. welke materialen/ op welke plekken in lokaal/ onderwerpen. 

Thema van nu.
Veel materialen zijn geschikt om in te zetten voor natuur en techniek. 
Zelf materiaalvoorbeelden koppelen aan voorbeeldonderwerpen voor kleuters.

knex
eigen lichaam 
weegschaal wegen/ 
werkplaats gereedschap
ruimte
afval

magneten
– spiegels
– weegschaal met gewichten
– gewichtkokers
– een knikkerbaan
– oude buitenlandse munten

Bij het inspireren van kinderen is ook het materiaal, de uitrusting van de bouwhoek van belang.
Denk aan goed bouwmateriaal, zoals blokken
in verschillende maten en uitvoeringen, maar
ook aan constructiemateriaal, zoals Lego, K’nex
en Duplo. Spelmateriaal hoort ook in deze hoek
aanwezig te zijn, bijvoorbeeld plastic dieren, My
Little Pony, Playmobile en Barbie. Materialen om
bouwwerken te decoreren zijn mozaiek, papieren
slingers en afval van tapijt en stof. Belangrijk is
niet alleen dat er goede basismaterialen aanwezig
zijn, maar ook dat er voldoende afwisseling is
in materialen. Dit geeft ook zeker weer nieuwe
impulsen voor het spel van alle kinderen, jongens
én meisjes.
Kosteloos materiaal is onmisbaar in deze hoek.
Goede bouwwerken of constructies worden
namelijk niet per se alleen gemaakt van originele
bouw- of constructiematerialen. (Schoenen)dozen, 

lege melkpakken, dik papier en een rol schilderstape geven hele andere bouwwerken dan blokken.
Wielen, een doos en dunne stokjes worden al snel
een ‘bouwdoosauto’. Als je in sommige latjes op
blokken een klein gaatje boort, snapt een kleuter
dat je er een stokje of touwtje in kunt steken. Er
zal wel eens wat kapot gaan, maar ach, het is
goedkoop materiaal.
Vergeet ook het schrijfmateriaal in de bouwhoek
niet. Als kinderen de entree van een dierentuin
willen maken, zijn een naam van de dierentuin
en het woord ‘Ingang’ van groot belang. Met
plakband kunnen de kinderen hun teksten op het
bouwmateriaal bevestigen.
Materialen als een rivier (een smalle blauwe lap
stof of vloeipapier), een vloerkleed of gordijnen
(stukjes stof of tapijt) een kleine auto, een bootje,
een poppetje of een dier, passend bij het thema,
zorgen ervoor dat een bouwwerk een functie
krijgt. En daar kun je weer op reageren: ‘Kan het
poppetje door de poort? Is de weg breed genoeg
voor de auto? Kan er een schip onder de brug
door?

Slide 15 - Tekstslide

gewoon random een paar studenten de beurt geven. Als opening.
Veel materialen zijn geschikt om in te zetten voor natuur en techniek. 
Zelf materiaalvoorbeelden koppelen aan voorbeeldonderwerpen voor kleuters.

Wat staat er in jullie bouwhoek Klets met elkaar !

plenair.

Doelen die vanuit deze hoek aan bod kunnen komen zijn:

De student formuleert in het verhalend ontwerp sleutelvragen waarmee de leerlingen in de bouwhoek aan de slag kunnen (ontwerpend leren).

De student selecteert geschikte materialen uit de bouwhoek om in te zetten tijdens de gekozen verhaallijn.

De student bereidt vragen voor die bij de begeleiding en de evaluatie van een werkles in de bouwhoek gebruikt kunnen worden.

De student is zich bewust van genderbewust lesgeven bij STEM-vakken (Science, Technology, Engineering, Mathematics).


Slide 16 - Tekstslide

Maar denk aan veel meer.

mozaiek tegels,
wc rollen
buizen
halve buizen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke onderwerpen (thema's) sluiten aan bij
bij Natuur en Techniek?

Slide 19 - Woordweb

NU moeten jullie binnenkort een themahoek maken. Welke thema's of onderwerpen sluiten nu aan bij natuur en techniek. Wara dnek je dan aan. !? 

BIj welke onderwepen kan je natuur en techniek een goed erol geven. 

HEbben jullie al navraag gedaan bij de WPB. of het mogelijk is ? 

kan ook in kringgesprek.

Aan welke themas denken jullie dan. Welek thema's kunnen ingezet worden of kan natuur en techniek een plek in krijgen. 
Veel kleuyerklaswsen werken thematich vertel. 


Ruimte
sinterklaas (wegen)
geluid
lucht
De uitvinder
techniek 
bouwen

Slide 20 - Tekstslide

De meest gebruikte plek om een thema inviulling te geven is de huishoek. 

De focus vandaag ligt op d ebouwhoek, maar ook dara is natuur en techniek een plek te geven. Voorbeelden. 

daar waar kinderen vanuit rollespel alle sintens en vanuit hun helel lijf ervaren. 
De plek waar je kennis van de ondewrepen rondom natuur en techniek in de kring of tijdens het meespelen aan kan bieden om zo hinderen handvatten te geven tot rollenspel. en sociaal en emotioneel te ontwikklene. 

NAtuur en techniek ondewrepen in de themahoek helpen bij de ontwikkleingvan de emotionele ontwikkelijng van een kind. 


Als we het hebben over werken in d eheoekn denken veel vanons direct an de themahoe. De bouwhoe komt straks aan d eoprde. De themahoek leent zich goe dvoor het uitwerken van een hoek passend bij hte thema. Nu sinyterklaas maar waar wordt hij nu naar omgebouwd? 
Dit om all vlakken van het spel te ondersteunen en begeleiden. 

Welek waren het ookal weer . 

LIchamelijke (gym) 
Emotionele , sociale / die van het zelfbbeeld of te wel de persoonlijkheids ontwikkleing en cognitieve ontwikkeling. 

De dia's (vaktaal) komen overeen met de les van Onderwijskunde deze week. Alleen gekoppeld aan de vakinhoud van NT.

Het is de verzamelterm voor de exacte vakken als biologie, techniek, natuurkunde, scheikunde, etc. 

Hoe krijgt de emotionele ontwikkeling hier een rol en plaats in. 

. Kinderen kunnen hun gevoelens uitspelen​
. Veilige manier om gevoelens te uiten en ermee te leren omgaan​
. Problemen worden beter hanteerbaar​
. Heilzame werking​

Eigenlijk om grip te krijgen op dat wat er om het kind gebeurt. HEt kan spel in de hoek inzetten om te egrijpen, fouten te maken en uit te spelen. pasgeboren baby  die gevoelens naar bovenbrengt hoeven hier niet onderdrul te worden. 

Slide 21 - Tekstslide

Jouw rol daarin is van groot belamng  zoas j eook bij onderwoijskunde zal gaan horen deze week. 

Waarom!? 
KEnmerken van een kleuter de theorie gehad bij ondewijskunde . denk aan didactisch handeklen. 
kenmerken verplaatsen in een kleuter (cognitieve empathie) kunnen wachten, nieuwsgierig zijn en 

HEt is vooral vragen stellen meespelen en kinderen laten onderzoeken. De kinderen taal geven om mee aan de slag te kunnen. 

in de begeleiding bij een ontdekhoek met biologische/ natuurkundige of technische onderwerpen, help je door de vragen in te zetten (les 1-3)

Weet je nog taal en denken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. 
Middels taal , verwoorden modellen en handelend bezig zijn ontwikklet de cognitie. 

JIj helpt d ekinderen door vragen te stellen. er staat hier alleen cognitieve en taal ontwikkleing, maar de persoonlijksheids ontwikkleing is hieroin net zo belamgrijk. natuurlijk. MAar nu vooral even gesplitst op natuur en techniek. 


Jouw rol hierin is voroal te doen waar wij het de afgelopen weken over hebben gehad namelijk vragen stellen. 

Slide 22 - Tekstslide

Maar bij vragen stellen blijft het niet alleen want om te kunnen groeien is taal nodig. Kennis van de werelkd. 

Laat de wille weteboeken zien. 
VErtel over eigen thema's die gemakt zijn. 

Om te kunnen onderzoeken en spelen is taal passend bij hetthema nodig. Dit biedt ej aan in de kring of in de huishoek. 

Dit kan ook in de krng. door les te geven over verschillende onderwerpen die ermee te maken hebben en informatie te biden over de namen enz. 

Kennis van de werelsd alsmede goed begrijpend te kunnen luisteren is een van de voorspellers voor schoolsucces in een kleuterklas. Jong ekinfderen jkun je juist vanuit d enatuur en techniek kant 

Slide 23 - Tekstslide

Laat boeken zien . Wille weten . Ook 

Slide 24 - Tekstslide

geef voorbeelden

Specifiek in op de bouwhoek. 

We gaan aan de slag vanuit een ontwerpvraag in de bouwhoeken/ ontdekhoek

VAak gaan kinderen aan de slag vanuit een probleem, dat wara wij vorig eweek aan hebben gewerkt. Of vanuit een prentenboek tot spel ed. 
aan jouw de taak daar taal aan te geven om van ontdekken naar ontwerpen en onderzoeken te komen. of te wel om het denken echt et ontwikkleen. 



Als we specifiek ingaan op de bouwhoek dat is toch waar je aan dent bij natuur en techtniek is ook hier jouw roil van groot belang. 
OOk hiervooral om taal aan te bieden, mee te spelen en de steeds een stapje verder te helpen. 


KAn ook gaan over de ontwerphoek, 

Slide 25 - Tekstslide

VB vanuit een ontwerpvraag. 

KInderen gaan overleggen. Wat hebben zij dan nodig om het fijn te hebben. er ontsatat taal en vanuit die social econtect gaan de kkinderen aan de slag. 

KJE ziet hierook meteen wat andere materialen in d ebouwhok kunnen doen. 
Denk bij d ebouwhoek niet alleen aan grote maiterialen als blokken maar verrijk het met poppetjes en wereldspelmateriaal
figuren. 
Zo maak je de bouwhoek een plek waar echt spel kan ontstaan en gerichter gewerkt kan worden. 

als dieren, poppetjes

Slide 26 - Tekstslide

Speel waar dat kan zelf mee en creëer daarbij je
eigen bouwwerk. Start met een korte observatie
van het spel van de kinderen en imiteer dat spel
met je eigen materialen. Aap het spel niet na,
maar speel een soortgelijk spel als de kinderen,
met je eigen materialen. In plaats van steeds vragen te stellen aan de kinderen vraag je je dingen
hardop af, verwonder je je over aspecten van je
eigen bouwwerk. ‘Hoe kan ik nu een raam in deze
muur maken? Ojee, zo het gaat niet ...’ ‘Oh kijk, ik
heb een deur gemaakt met deze blokjes. Dat heb
ik zo en zo gedaan.’
Of je maakt fouten in je eigen bouwwerk, die je
hardop benoemt of als een probleem aan kinderen voorlegt. ‘He, die deur, daar klopt iets niet
aan, maar wat? Och nee, dat kan natuurlijk niet
zo. Maar hoe kan ik dat dan wel maken?’ Als geen
van de kinderen reageert, heb je bij hen nog niet
de juiste snaar geraakt. Vanuit de ‘problemen’ die
je met je eigen bouwwerk tegenkomt, inspireer je
kinderen tot nieuwe handelingen die ze kunnen
toepassen in hun eigen spel.
Zo moet er bijvoorbeeld – om het hok van Flappie
de cavia te kunnen bouwen – eerst onderzoek
gedaan worden. Je moet namelijk weten hoe
groot Flappie de cavia is, hoeveel ruimte de cavia
nodig heeft om fijn te kunnen lopen en hoe hoog
een cavia kan springen.
Voorbeelden van ‘problemen’ voor de bouwhoek
zijn:
• Welke dieren kunnen naast elkaar in de dierentuin leven en hoe hoog moeten de hekken
worden gemaakt?
• Hoe maken we voor de gevaarlijke leeuwen een
stevig hok?
• Hoe groot moet een garage zijn voor Bob die
twee bussen en een auto heeft?
• De koning wil voor de bruiloft van zijn prinses
mooie mozaïekvloeren in de zalen van het
kasteel laten leggen. Wie kan helpen met het
leggen van mooie patronen in de vloer?
• Hoe ziet een beverburcht er eigenlijk uit?
Kunnen we dat maken?
• Hoe groot moet een bouwwerk worden als we
er zelf in willen spelen?
• Hoe bouw ik een ronde toren?
Laat kinderen zelf ontdekkingen doen, maar help
waar nodig. Frustratie over het niet bereiken van
het gewenste resultaat kan ertoe leiden dat een
kind niet meer in de bouwhoek wil spelen. Dat
moet je zeker zien te voorkomen

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

door de kinderen te helpen met het begin van een zin, die ze kunnen aanvullen, stimuleer en model je de taalontwikkeling.

Slide 29 - Tekstslide

IN jara twee gaan julie hier nog veel mee aan de slag. Dit zijn d eontwerpvaardigheden. OF te wel de vaardigheden die kinderen omtwikklen tijdnens het ontwerpen van een oplossing voo reen probleem. 

Als kinderen aan de slag gaan en met elkaar gaan werken ontwikklen zij vaardighedne als inleven richting bepalen enz enz. 

Slide 30 - Tekstslide

verschil prototype wat alleen maar verbeelding is van je idee en het maken van een werkend technisch product.

Wat als het vast loopt. Dan geef je al sleerkracht nieuwe impulksen .

Stel je hebt al sthema lente of ontwerpen. 

Slide 31 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

bij ontwerpend leren hoeft niet altijd het product te 'werken'. Laat de fantasie een grote rol spelen in het ontwerpproces.
Het verschil tussen een product dat doet waar het voor gemaakt is.
Een prototype aan de hand waarvan je kunt vertellen wat je oplossing is.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met lesmaterialen
Opdracht;
  1. Formuleer een aansprekende ontwerpvraag (HKJ; Hoe kun je/ kan enz...) bij het thema (van een prentenboek) dat je nu in je stage bent tegengekomen. Of neem het voorbeeld van Boer boris; Hoe kunnen de eendjes veilig aan de overkant komen? 
  2. Maak met de materialen een oplossing bij de ontwerpvraag.
  3. Vinden jullie dit materiaal geschikt voor alle kleuters/ deze ontwerpvraag?
  4. Aan welk kennisdoel werk je met dit materiaal?
  5. Herhaal voor een ander thema/ prentenboek.

Slide 34 - Tekstslide

Nabespreking; Welke ontwerpvraag leidt tot verschillende oplossingen? Is het maken van de oplossing haalbaar met dit lesmateriaal.
Spreekt de vraag ontwerpvraag alle leerlingen aan? (gender...)

20 minuten?
Vakinhoud; constructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een fiets frame is een constructie.

Een constructie bestaat uit onderdelen en materialen.
Materialen zijn stoffen waarvan we iets kunnen maken.
Onderdelen zijn de verschillende delen waar een constructie uit bestaat.
Constructies

Slide 36 - Tekstslide

een plaat glas of een plank is geen constructie; het moet uit onderdelen bestaan.
Constructie
Een constructie moet:
  • stevig zijn
  • sterk zijn
  • stabiel zijn

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een constructie stevig?
  • Een constructie moet sterk, licht en betrouwbaar zijn.  
  • Een constructie met driehoeken is stevig.                       Een driehoek is vormvast.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staal constructies 
Aan de buitenzijde zichtbare staal constructie, bekleed met glas

Slide 39 - Tekstslide

vierkanten met diagonaal= 2 driehoeken= vormvast
Stevigheid= krachten compenseren
Als op een constructie (brug, gebouw, ...) krachten werken moet de constructie die krachten kunnen compenseren, anders stort de constructie in.


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constructie stevig maken

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overspanning
Om een brug stevig te maken heb je stevige constructies. 
Twee voorbeelden van deze constructies zijn: een driehoeks-constructie en een boogconstructie.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bruggen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stabiel
Hoe breder de basis hoe steviger
Stabiel ???!!!

link
https://wikikids.nl/Constructie

Slide 44 - Tekstslide

De Euromast in cijfers
De van gewapend beton gemaakte toren heeft een diameter van 9 meter (binnen) en een wanddikte van 30 centimeter. De fundering bestaat uit 131 betonpalen. Hierop rust een blok gewapend beton van 1.900.000 kilo, als tegenwicht voor de bovengrondse constructie. Zo ligt het zwaartepunt onder de grond, voor maximale stabiliteit. 
Wolkenkrabber
* Fundering diep in de grond,
constructie ingeklemd in de grond (werkt als hefboom)

= Stabiele constructie

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Link

samenvatting van de hele les; filmpje laten zien aan het eind van de les.