Woordjes hoofdstuk 2

Woordjes hoofdstuk 2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Woordjes hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide


belichamen
A
elk ander mens
B
wat het bewonderen waard is
C
een menselijke vorm aan iets geven
D
bijeenbrengen

Slide 2 - Quizvraag


afhankelijk zijn van
A
hulp van iemand nodig hebben
B
wat het bewonderen waard is
C
karakterisering op basis van vooroordelen
D
bijeenbrengen

Slide 3 - Quizvraag


weerleggen
A
met argumenten aantonen dat het niet juist is
B
officiële beschuldiging
C
uit je eigen land
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 4 - Quizvraag


depressief
A
elk ander mens
B
in een zeer sombere stemming
C
beroemd
D
heel hevig

Slide 5 - Quizvraag


de legende

A
karakterisering op basis van vooroordelen
B
oud verhaal dat waarschijnlijk niet helemaal waar is
C
beroemd
D
heel hevig

Slide 6 - Quizvraag


de aanklacht
A
zeer direct
B
officiële beschuldiging
C
opschudding
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 7 - Quizvraag


bewonderenswaardig
A
elk ander mens
B
wat het bewonderen waard is
C
beroemd
D
bijeenbrengen

Slide 8 - Quizvraag


de medemens


A
karakterisering op basis van vooroordelen
B
oud verhaal dat waarschijnlijk niet helemaal waar is
C
elk ander mens
D
een menselijke vorm aan iets geven

Slide 9 - Quizvraag


de wandaad
A
slechte handeling
B
negatief besproken
C
opschudding
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 10 - Quizvraag


intens

A
karakterisering op basis van vooroordelen
B
in een zeer sombere stemming
C
beroemd
D
heel hevig

Slide 11 - Quizvraag


roemrijk


A
karakterisering op basis van vooroordelen
B
beroemd
C
heel hevig
D
een menselijke vorm aan iets geven

Slide 12 - Quizvraag


de commotie
A
voorstel of handeling waarmee je iets in gang zet
B
negatief besproken
C
opschudding
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 13 - Quizvraag


het stereotype


A
karakterisering op basis van vooroordelen
B
in een zeer sombere stemming
C
heel hevig
D
een menselijke vorm aan iets geven

Slide 14 - Quizvraag


vergaren


A
wat het bewonderen waard is
B
beroemd
C
bijeenbrengen
D
een menselijke vorm aan iets geven

Slide 15 - Quizvraag


verguisd
A
voorstel of handeling waarmee je iets in gang zet
B
negatief besproken
C
iemand die iets heeft gezien of gehoord
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 16 - Quizvraag


de nieuwlichterij
A
ergens de tijd voor nemen
B
nieuwigheid
C
allerlei
D
globaal, niet grondig

Slide 17 - Quizvraag


lineair

A
in de lengte
B
mondeling
C
allerlei
D
globaal, niet grondig

Slide 18 - Quizvraag


de getuige
A
voorstel of handeling waarmee je iets in gang zet
B
zeer direct
C
iemand die iets heeft gezien of gehoord
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 19 - Quizvraag


allerhande


A
uitbreiden
B
mondeling
C
allerlei
D
globaal, niet grondig

Slide 20 - Quizvraag


oppervlakkig


A
uitbreiden
B
mondeling
C
het minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen
D
globaal, niet grondig

Slide 21 - Quizvraag


vaderlands
A
uit je eigen land
B
zeer direct
C
voorstel of handeling waarmee je iets in gang zet
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 22 - Quizvraag


het perspectief


A
punt van waaruit je naar iets kijkt
B
mondeling
C
het minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen
D
ergens de tijd voor nemen

Slide 23 - Quizvraag


verruimen



A
allerlei
B
het minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen
C
uitbreiden
D
ergens de tijd voor nemen

Slide 24 - Quizvraag


het initiatief
A
officiële beschuldiging
B
zeer direct
C
voorstel of handeling waarmee je iets in gang zet
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 25 - Quizvraag


de ontlezing



A
uitbreiden
B
het minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen
C
punt van waaruit je naar iets kijkt
D
in de lengte

Slide 26 - Quizvraag


tijd uittrekken voor



A
uitbreiden
B
het minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen
C
mondeling
D
ergens de tijd voor nemen

Slide 27 - Quizvraag


ongezouten
A
officiële beschuldiging
B
zeer direct
C
negatief besproken
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 28 - Quizvraag


oraal



A
uitbreiden
B
het minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen
C
mondeling
D
allerlei

Slide 29 - Quizvraag


het blikveld



A
allerlei
B
wat je om je heen kunt zien door alleen je ogen te bewegen
C
het minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen
D
ergens de tijd voor nemen

Slide 30 - Quizvraag


omstreden
A
officiële beschuldiging
B
slechte handeling
C
negatief besproken
D
waarover niet iedereen het eens is

Slide 31 - Quizvraag