5.5 Een land in ontwikkeling

Hoofdstuk 5.5
Een land in ontwikkeling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5.5
Een land in ontwikkeling

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Een grondstoffenfonds is een instelling die
A
grondstoffen koopt
B
grondstoffen verkoopt
C
de prijs van een grondstof controleert
D
de prijs van een grondstof stabiel maakt door de aan-en verkoop van een grondstof

Slide 3 - Quizvraag

Een grondstoffenfonds komt in actie als
de prijs van een product zo ver afwijkt van
het normale prijsniveau dat de opbrengst
voor producenten in gevaar komt. Dat kan
bij een te lage of te hoge prijs.

In welk jaar koopt het grondstoffenfonds producten op?

Slide 4 - Tekstslide

Een grondstoffenfonds komt in actie als
de prijs van een product zo ver afwijkt van
het normale prijsniveau dat de opbrengst
voor producenten in gevaar komt. Dat kan
bij een te lage of te hoge prijs.

In welk jaar koopt het grondstoffenfonds producten op?

A
2003
B
2006
C
2010
D
2014

Slide 5 - Quizvraag

Een grondstoffenfonds komt in actie als
de prijs van een product zo ver afwijkt van
het normale prijsniveau dat de opbrengst
voor producenten in gevaar komt. Dat kan
bij een te lage of te hoge prijs.

In welk jaar verkoopt het grondstoffenfonds de producten
A
2003
B
2006
C
2010
D
2014

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de ruilvoet?
A
een verslechtering of verbetering van de handel
B
de verhouding tussen de export- en de importprijs
C
een toename of afname van de buffervoorraad
D
de verhouding tussen landbouw en industrie

Slide 7 - Quizvraag

Geef aan of de ruilvoet in land 1 en in land 4 stijgt of daalt. Groen is het exportpeil en oranje is importpeil.

Slide 8 - Tekstslide

Geef aan of de ruilvoet in land 1 en in land 4 stijgt of daalt. Groen is het exportpeil en oranje is importpeil.
Land 1 export prijs stijgt met 2%. De import prijs stijgt met 3%. Ruilvoet daalt.
Land 4 export prijs stijgt 2%. Import prijs daalt met 2%. Ruilvoet stijgt

Slide 9 - Tekstslide

Bereken de daling in procenten.
Het aantal bezoekers is gedaald van 70.000 naar 50.000

Slide 10 - Open vraag

Sleep naar het juiste gevolg.
Prijs stijgt
Prijs daalt
Vraag daalt
Aanbod daalt
Aanbod stijgt
Vraag stijgt

Slide 11 - Sleepvraag

I: De enige manier om de welvaart te vergelijken is via het inkomen per hoofd van de bevolking.
II: Ontwikkelingslanden hebben hun armoede te danken aan een slechte infrastructuur.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen §5
- Ik kan uitleggen welke invloed de lonen en de staatsschuld hebben op de ontwikkeling van ontwikkelingslanden
- Ik kan de jaarlijkse aflossing en rente berekenen bij schulden (RT%)

Slide 13 - Tekstslide

Lage lonen in ontwikkelingsland
Lonen laag --> goedkoop produceren --> export stijgt --> werkgelegenheid stijgt

Maar veel werk wordt gedaan door kinderen --> daardoor geen scholing --> analfabetisme --> ook later geen goed betaalde baan

Slide 14 - Tekstslide

Multinationals
  • Grote bedrijven vestigingen in veel landen
  • Ze gaan ook naar ontwikkelingslanden, want lage lonen
  • Daardoor verdienen gezinnen daar inkomen door multinationals

Slide 15 - Tekstslide

Overheid ontwikkelingsland heeft weinig geld door:
- inkomens zijn laag, dus minder belasting
- multinationals betalen weinig belasting
- grote uitgaven door de import

Gevolg
- Er is geen of weinig geld voor voorzieningen, infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg
- Financiële problemen

Slide 16 - Tekstslide

Wereldbank (IMF)
Ontwikkelingslanden besluiten vaak om geld te lenen. Niet altijd kunnen ze geld lenen bij andere (rijke) landen. Ze kunnen dan wel terecht bij de wereldbank.

  • Gunstige voorwaarden
  • Bijvoorbeeld lagere rente of langere looptijd

Slide 17 - Tekstslide

Hoe kan een land zich ontwikkelen?
Kleine ondernemers in ontwikkelingslanden kunnen meestal niet bij gewone banken lenen. De banken zijn er niet zeker van of ze de lening kunnen terugbetalen. 

Daarom verstrekken hulporganisaties vaak een microkrediet.

Een microkrediet is een kleine lening die verstrekt wordt aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden die niet kunnen lenen bij gewone banken. 

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
 H6 §5 opgaven 3, 4, 6, 8, 9 en 10

Slide 19 - Tekstslide

Een bedrijf met verschillende vestigingen in verschillende landen noem je een:
A
Groothandel
B
Transportbedrijf
C
Multinational
D
Exportbedrijf

Slide 20 - Quizvraag

In ontwikkelingslanden is er slechte                                die nodig is voor vervoer en communicatie. Een probleem is dat regeringen vaak                                zijn.
Door hoge                                zijn ontwikkelingslanden vaak veel geld kwijt aan rente en aflossing. Arme landen zitten in een                                        waardoor ze moeilijk uit de armoede komen.



infrastructuur
corrupt
schulden
vicieuze cirkel

Slide 21 - Sleepvraag

Hieronder staan een aantal uitspraken. Geef aan of de uitspraak juist of onjuist is door elke uitspraak naar juist of onjuist te slepen.
  

Juist
Onjuist
In een ontwikkelingsland is het inkomen per hoofd van de bevolking laag.
In een ontwikkelingsland is de werkloosheid laag.
Ontwikkelingslanden hebben een snelle bevolkingsgroei.

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe zet het ook alweer bij een lening

Lening bestaat uit aflossing en rente
Voorbeeld: een land leent € 5 miljoen tegen een rente van 2%. De lening moet binnen 20 jaar afbetaald zijn.

- De aflossing per jaar is dan € 5 miljoen delen door 20 jaar = € 250.000 per jaar
- De rente per jaar is dan € 5 miljoen delen door 100 x 2% = € 100.000 per jaar
- Per jaar moet het land dan € 250.000 aflossing + 100.000 rente = € 350.000 betalen aan de bank

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
 H5 §5 opgaven 3, 4, 6, 8, 9 en 10

Slide 24 - Tekstslide