Unit 4 Gerund- ing vorm and aanwijzingen (This, These, That, Those)
Friday the third of February
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Friday the third of February
Slide 1 - Tekstslide
Welcome in today's class!
Today it's all about...
Recap: must and musn't
New lesson :
Gerund (ing-vorm)
Demonstratives (this, these, that and those)
Slide 2 - Tekstslide
At the end of this lesson:
You know everything about the gerund (ing vorm)
including demonstratives (this, these, that and those)
Slide 3 - Tekstslide
Plan
Recap: Must and mustn't
New:
Gerund (ing-vorm)
aanwijzingen (this, these, that and those)
Grammar Quiz
D-I-Y
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Open your book - page 99 (4.3 must/mustn't)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Basic position and focus!
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Page 149
Slide 11 - Tekstslide
Must(n't)
MUST
Gebruik je als iets moet, het kan niet anders of het is een persoonlijke noodzaak.
MUSTN'T
Gebruik je als iets NIET moet of NIETmag.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Any questions?
Slide 14 - Tekstslide
Let's Practice
Slide 15 - Tekstslide
I _____ help my mother
A
must
B
mustn't
Slide 16 - Quizvraag
Read the sentence. Which one fits best?
When working with electricity, you _____ be careful not to hurt yourself.
A
must
B
mustn't
Slide 17 - Quizvraag
Read the sentence. Which one fits best?
You _____ be lying! Sue would never do that!
A
must
B
mustn't
Slide 18 - Quizvraag
I _____ finish my homework, or my teacher will get angry.
A
must
B
mustn't
Slide 19 - Quizvraag
Fill in: must/ mustn't:
You look pale. I think you ... see the doctor.
Slide 20 - Open vraag
Fill in: must/ mustn't:
You ... light a fire in the forest.
Slide 21 - Open vraag
Basic position and focus!
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
New grammar, so pay attention!
Slide 24 - Tekstslide
Wat is een gerund?
Een Gerund is een werkwoord dat eindigt op -ing en dat wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord. Het komt net als een normaal zelfstandig naamwoord op de volgende manieren voor:
1. als onderwerp van een zin.
Running is major part of his life.
2 als lijdend voorwerp van een zin.
He really likes running, he said.
Slide 25 - Tekstslide
Regel:
1. De algemene regel is dat als je werkwoord veranderd in de -ing vorm, dat je dan enkel -ing achter het werkwoord plaatst.
Voorbeeld.
He hates (play)_______outside.
He hates playing outside.
read- reading work- working
Slide 26 - Tekstslide
Regel
2. Werkwoorden eindigt in silent “e” verwijderd de e, add -ing.
Infinitive -ing vorm
To have having
To come coming
To take taking
To come coming
Slide 27 - Tekstslide
Regels
3. Werkwoorden eindigt met “ie”, verandered ie naar y en + ing.
infinitive ing-vorm
to die dying
to lie lying
to tie tying
Slide 28 - Tekstslide
Regel
4. One-syllablewerkwoorden eindigt in medeklinker-klinker-medeklinker, dubbel de laatste medeklinker + ing.
Infinitive -ing vorm
To sit sitting
to get getting
to swim swimming
to stop stopping
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Do exercise 33 on page 145
timer
3:00
Slide 31 - Tekstslide
Do exercise 33 on page 145
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
only
10 seconds!
Slide 34 - Tekstslide
Would you please stop ……… and listen to me?
A
to talk
B
talking
C
talk
D
to talking
Slide 35 - Quizvraag
I tried …………………. the doorbell but nobody answered
A
to ring
B
ringing
C
ring
D
to ringing
Slide 36 - Quizvraag
They say …………… broadens the mind
A
travelling
B
traveling
C
to travel
D
traveller
Slide 37 - Quizvraag
It's no use…………….. my homework if I don't know what to do.
A
to do
B
do
C
doing
D
to doing
Slide 38 - Quizvraag
That make-up product isn't worth ... (buy)
Slide 39 - Open vraag
My mother considers ... (leave) Rob.
Slide 40 - Open vraag
....(write) in English is easy.
Slide 41 - Open vraag
Make your own sentence with a Gerund!
Slide 42 - Open vraag
Well done!
Slide 43 - Tekstslide
Ik snap hoe ik zinnen in de tegenwoordige tijd (de Present Simple) moet maken.
😒🙁😐🙂😃
Slide 44 - Poll
Slide 45 - Tekstslide
Homework Monday the sixth of February 2023
Coursebook
LEER: woordjes lesson 4: Vocabulary 1 and 2 (page 101)