Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
V4 - TH4 - (V5) - DNA -BS3
Thema 4 (V5) DNA
BS 2 DNA-replicatie
1 / 54
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
In deze les zitten
54 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Thema 4 (V5) DNA
BS 2 DNA-replicatie
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen BS2
Na deze les kun je:
het proces van DNA-replicatie toelichten
beschrijven hoe DNA-replicatie plaatsvindt
uitleggen op welke manieren de basenvolgorde in het DNA kan worden bepaald
uitleggen hoe met DNA-analyse de verwantschap van soorten kan worden vastgesteld.
Slide 2 - Tekstslide
Begrippen BS2
S-fase
DNA-replicatie
helicase
replicatiebel
primer
DNA-polymerase
afleesrichting
leidende streng
Okazaki-fragmenten
DNA-ligase
volgende streng
telomeer
PCR
sequencen
gelelectroforese
DNA-fingerprint
restrictie enzymen
Slide 3 - Tekstslide
DNA-polymerase
werkt vanaf de 3'-kant
gebruikt de energie die vrijkomt voor het verwijderen van de fosfaat groep
Slide 4 - Tekstslide
telomeer
niet-coderend DNA
beschermd de uiteinde
repeterend: TTAGGG
na elke celdeling korter
bij geboorte 11000
na 50 delingen 1/5 over
bepaald levensduur van organisme
Slide 5 - Tekstslide
BiNaS
71M2
Slide 6 - Tekstslide
Sequencen
Hoe?
PCR met ddNTPs (
dideoxynuleotiden)
PCR stopt na inbouw ddNTP
zo ontstaan er verschillende maten fragmenten, afhankelijk van de sequentie
Slide 7 - Tekstslide
gelelectroforese
Slide 8 - Tekstslide
gelelectroforese
Slide 9 - Tekstslide
DNA-fingerprinting
het niet coderende DNA bevat veel herhalingen (repeterende fragmenten)
hoe vaak zo'n stukje wordt herhaald is uniek per persoon
kan verschillen tussen de chromosomen
net zo uniek als een vingerafdruk
Slide 10 - Tekstslide
restrictie enzymen
enzymen die stukjes van 4-8 nucleotiden kunnen herkennen en vervolgens het DNA daar knippen
afkomstig uit bacteriën
gebruikt in de researchlab's op PCR fragmenten voor het kloneren, samenstellen van genen
Slide 11 - Tekstslide
DNA-helix
Celkern
Cel
Chromosoom
Slide 12 - Sleepvraag
Welke nucleotidebase komt tegenover een A te liggen in een stuk DNA
A
A
B
T
C
C
D
G
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent het begrip 'sequentie'
A
de volgorde van nucleotiden
B
de volgorde van nucleosomen
C
de volgorde van N-basen
D
de volgorde van genen
Slide 14 - Quizvraag
Hoeveel procent van onze genen ligt op het kernDNA?
A
100%
B
meer dan 99,5%
C
95-99%
D
80-90%
Slide 15 - Quizvraag
Match de begrippen met de functie
schuift langs enkel strengs DNA en verbindt deze met complementaire nucleotiden
enzym dat lossen stukjes DNA met elkaar met elkaar verbindt
enzym dat de helix losmaakt
het uiteinde van een chromatide
bouwsteen van het DNA
telomeer
DNA-polymerase
helicase
ligase
nucleotide
Slide 16 - Sleepvraag
zet de stappen in de juiste volgorde:
de complementaire verbindingen worden verbroken en de helixstructuur verdwijnt
het enzym DNA-polymerase bindt aan het enkel strengs DNA
losse nucleotiden worden verbonden aan het ssDNA
het enzym helicase bindt aan het ds-DNA
een nieuwe complementaire keten is gevormd
1
2
3
4
5
Slide 17 - Sleepvraag
Thema 4 (V5) DNA
BS 3 DNA-transcriptie
Slide 18 - Tekstslide
Leerdoelen BS3
Na deze les kun je:
beschrijven hoe transcriptie plaatsvindt.
Slide 19 - Tekstslide
Begrippen BS3
RNA
ribose
uracil (U)
messenger RNA (mRNA)
ribosomaal RNA (rRNA)
transfer-RNA (tRNA)
transcriptie
RNA-polymerase
promotor
transcriptie factoren
template -streng/ matrijsstreng
coderende streng
pre-mRNA
RNA-processing
introns
exons
spliceosoom
splicing
Slide 20 - Tekstslide
DNA
zit in de celkern en bevat ons erfelijk materiaal
de recepten voor het aanmaken van onze eiwitten
echter 1 probleem...
Slide 21 - Tekstslide
de ribosomen* snappen het DNA niet
Maar wel RNA
* thema 1 organellen in cytoplasma en RER voor eiwitproductie
Slide 22 - Tekstslide
dus het DNA moet omgezet worden in RNA...
= transcriptie
Slide 23 - Tekstslide
BS 2
BS 3
BS 4
kopiëren omzetten vertalen
Slide 24 - Tekstslide
BS 2
BS 3
BS 4
kopiëren omzetten vertalen
Slide 25 - Tekstslide
RNA
ribonucleinezuur
ribose i.p.v. desoxyribose
ook fosfaatgroep
stikstof basen adenine, cytosine en guanine
GEEN
thymine MAAR
WEL
uracil
enkel strengs
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
van DNA naar RNA
het DNA wordt dus herschreven =
transcriptie
vergelijkbaar proces als DNA-replicatie
door RNA-polymerase
niet het hele DNA maar alleen de genen
RNA verlaat de celkern via de kernporiën naar de ribosomen
Slide 28 - Tekstslide
Verschillende soorten RNA
pre-messenger RNA (pre-mRNA)
messenger RNA (mRNA)
ribosomaal RNA (rRNA)
transfer-RNA (tRNA)
Slide 29 - Tekstslide
Verschillende soorten RNA
pre-messenger RNA (pre-mRNA)
messenger RNA (mRNA)
ribosomaal RNA (rRNA)
-> bestanddeel ribosomen
transfer-RNA (tRNA)
Slide 30 - Tekstslide
Verschillende soorten RNA
pre-messenger RNA (pre-mRNA)
messenger RNA (mRNA)
ribosomaal RNA (rRNA)
-> bestanddeel ribosomen
transfer-RNA (tRNA)
-> bindt aminozuren uit cytoplasma en vervoert die naar de ribosoom voor eiwitsynthese (BS4)
Slide 31 - Tekstslide
Verschillende soorten RNA
pre-messenger RNA (pre-mRNA) BS3
messenger RNA (mRNA) BS3
ribosomaal RNA (rRNA)
transfer-RNA (tRNA)
Slide 32 - Tekstslide
dus...tran
scriptie
:
DNA in de celkern (ATCG)
RNA-polymerase bindt aan de
promotor
(bij eukaryoten moeten hier transcriptiefactoren aan zitten)
waterstof bruggen worden verbroken (ssDNA)
Slide 33 - Tekstslide
dus...tran
scriptie
:
4. RNA-polymerase bindt basen die complementair zijn aan de
template streng*
aan elkaar (5'->3')
*template streng = patrijsstreng = keten met promotor (3'-> 5')
andere keten = coderende streng (5'->3')
Slide 34 - Tekstslide
dus...tran
scriptie
:
5. na zo'n 10 nucleotiden laat het RNA het DNA los
6. dit gaat door tot er een
terminator*
bereikt wordt
7. na het loslaten heb je
pre-mRNA
*terminator = specifiek stuk DNA dat codeert voor het einde
-> niet later verwarren met stop codon (BS4)
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
transcriptie regulatie
open en gesloten
DNA
-> open: RNA-pol.
kan er makkelijk bij
-> gesloten: RNA-pol.
kan er NIET bij
Slide 38 - Tekstslide
transcriptie = RNA productie
RNA polymerase
werkt van links
naar rechts
dus van A naar B
korte strengen naar lange strengen
Slide 39 - Tekstslide
Voorbeeld
DNA 3'-TTGCCAAAGCTGAAGT-5'
pre-mRNA 5'- -3'
Slide 40 - Tekstslide
Voorbeeld
DNA 3'-TTACCAAAGCTGATGT-5'
RNA 5'-AAUGGUUUCGACUACA-3'
Slide 41 - Tekstslide
van pre-mRNA naar mRNA
pre-mRNA = complementair aan het genoom
maar bevat ook stukken die coderen en niet coderen voor aminozuren
dus: RNA-processing
Slide 42 - Tekstslide
RNA-processing
exon:
coderende stuk
intron:
niet coderend stuk
wordt verwijderd
=splicing
Slide 43 - Tekstslide
RNA-processing: splicing
Slide 44 - Tekstslide
RNA-processing: splicing
spliceosoom knipt de introns uit het pre-mRNA en plakt de axonen weer aan elkaar: resultaat = mRNA
Slide 45 - Tekstslide
binas
71H
Slide 46 - Tekstslide
RNA vs. DNA feitjes
RNA wordt sneller afgebroken
DNA is dus stabieler
DNA-polymerase mag minder fouten, want dit gaat door naar de volgende cel en daarna weer
mRNA zit dus meerdere keren in de cel, zodat er veel ribosomen tegelijk aan de slag kunnen
Slide 47 - Tekstslide
Welk verschil tussen RNA en DNA klopt NIET?
A
DNA: dubbelstrengs RNA: enkelstrengs
B
DNA: alleen de genen RNA: langs de hele keten
C
DNA: dexocyribose RNA: ribose
D
DNA: thymine RNA: uracil
Slide 48 - Quizvraag
Wat is de RNA sequentie na transcriptie van: CGGATACGGTTAA?
(dus complementair en ipv. T een U)
Slide 49 - Open vraag
Vanaf welk punt wordt het DNA afgelezen?
A
vanaf A naar B, want het gaat altijd die kant op
B
vanaf B naar A, want het gaat altijd die kant op
C
vanaf A naar B, want daar zijn de ketens nog korter
D
vanaf B naar A, want daar zijn de ketens nog korter
Slide 50 - Quizvraag
Waarom is het minder erg als RNA-polymerase een foutje maakt in de transcriptie dan DNA-polymerase in de replicatie? (2 goede)
A
het RNA wordt sneller vervangen
B
DNA is de basis voor de volgende replicatie en transcriptie
C
RNA is stabieler
D
DNA fouten worden niet overgedragen aan de nakomelingen
Slide 51 - Quizvraag
Waarom vindt er splicing plaats van het pre-mRNA?
A
extra stap dus extra bescherming
B
als alle informatie gebruikt zou worden zouden de eiwitten veel te lang worden
C
zo krijgen de ribosomen een extra lang keten te verwerken
D
het DNA geeft te weinig informatie
Slide 52 - Quizvraag
Overzicht
BS2 BS3 BS4
Slide 53 - Tekstslide
vragen?
oefening transcriptie
huiswerk opdrachten 17 t/m 20
lees BS4
Slide 54 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
17.3 transcriptie translatie dl2 klassikaal
September 2023
- Les met
24 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
17.3 transcriptie translatie dl1 voorbereiding
September 2023
- Les met
47 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
4V 2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel
Juni 2022
- Les met
36 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V4 - TH4 (V5) - DNA - les 6
Augustus 2023
- Les met
51 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
4V 2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel
Mei 2023
- Les met
29 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
17.3 Het maken van polypeptideketens 6V 2223
September 2022
- Les met
32 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
5V Thema 4 DNA Basisstof 3 les 4
November 2022
- Les met
45 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
4.3 Transcriptie
April 2024
- Les met
11 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5