H3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten (deel 2)
Gevolgen van productie (buiten het bedrijf)

  • Positief 
  • -> maatschappelijke opbrengsten (werkgelegenheid, welvaart)
  • Negatief 
  • -> maatschappelijke kosten (geluidshinder, milieuvervuiling)

Slide 2 - Tekstslide

Gevolgen van productie (buiten het bedrijf)
* maatschappelijke opbrengsten
* maatschappelijke kosten 
3.1 Wat zijn de kosten (deel 2)
  • Maatschappelijk verantwoord ondernemen MVO
  • bedrijven houden zoveel mogelijk rekening met de gevolgen van de productie voor mens en milieu

Slide 3 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten (deel 2)
Stel je voor dat de indiaan steeds meer kano's gaat verkopen...
  • ... dan heeft hij bijvoorbeeld meer ruimte en machines nodig om deze te maken

Slide 4 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten (deel 2)
De indiaan gaat investeren
  • bedrijven besteden geld aan productie- middelen, zoals kapitaalgoederen

  1. uitbereiden
  2. vervangen

Slide 5 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten (deel 2)
De investeringen in kapitaalgoederen worden elk jaar minder waard.
  • Afschrijving:
  • De jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen
vraag 9
blz 76
vraag 10
blz 76

Slide 6 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten (deel 2)
  • In het verleden was het kano-bedrijf arbeidsintensief
  • Tegenwoordig is het kano-bedrijf kapitaalintensief
arbeidsintensief:
bedrijven met hoge arbeidskosten, omdat de productie daar vooral tot stand komt door menselijke arbeid (vaak dienstverlenende bedrijven)
kapitaalintensief:
bedrijven die in verhouding veel gebruik maken van kapitaalgoederen. Zij hebben ook hoge afschrijvingskosten
vraag 11
blz 77
vraag 12
blz 77

Slide 7 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten (deel 2)
Bepalen verkoopprijs en consumentenprijs
  • inkoopprijs
  • brutowinstmarge +
  • verkoopprijs
  • btw                          +
  • consumentenprijs
  • 100%
  •     9 % +
  • 109%
  • 100%
  •   21 % +
  •  121%

Slide 8 - Tekstslide

3.2 Hoeveel levert het op?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)
Omzet
  • (Het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten)
  • Afzet
  • (Aantal verkochte producten)
  • X
  • Verkoopprijs
  • (Prijs waarvoor de producten zijn verkocht)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)
Brutowinst =
Omzet - Inkoopwaarde
  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)
Nettoresultaat =
Brutowinst -  overige /bedrijfskosten
  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst
  • Overige / bedrijfskosten  -
  • Nettoresultaat

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk!!
Extra uitgedeelde opgaven
Maken t/m 17
Lezen paragraaf 3.2


Oefenen met rekenopgaven:
rekenopgaven blz 96 t/m 99

Slide 16 - Tekstslide