H5/H6: nakijken Fictie. H6, uitleg bijwoordelijke bepaling Gr. H5
- Nakijken Fictie H6: 3 en 5 + Fictie H5: 4
- Uitleg Gram. H5: bijwoordelijke bepaling
- Huiswerk maken
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
- Nakijken Fictie H6: 3 en 5 + Fictie H5: 4
- Uitleg Gram. H5: bijwoordelijke bepaling
- Huiswerk maken
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Fictie H5/H6:
- Je kunt uitleggen op welke manier een verhaal begint.
- Je kunt vertellen hoe een verhaal eindigt.
Gram. H5:
Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:
- (Persoonsvorm)
- Onderwerp
- Werkwoordelijk gezegde
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Nieuw: bijwoordelijke bepaling
Slide 2 - Tekstslide
Nakijken Fictie H6: 3
Verhaal 1 (Zes seconden): midden in de gebeurtenissen. De hoofdpersoon bevindt zich in een lastige situatie. Er is direct actie en spanning.
Verhaal 2 (Het vliegende schaap): inleidend begin. Er wordt verteld dat geschiedenisboeken vaak over grote helden gaan. Het verhaal dat nu komt, gaat vooral over een onbekende, ‘kleine’ held: een schaap. Wat heeft die met een luchtballon te maken? Als je dat wilt weten, moet je verder lezen.
Slide 3 - Tekstslide
Nakijken Fictie H6: 5
Verhaal 1 (Tara vecht terug): gesloten einde. Tara is opgelucht. Het is klaar, ze heeft blijkbaar afgerekend met het verleden (‘tijd voor een nieuwe Tara’).
Verhaal 2 (Gladiator):open einde. Marcus is blijkbaar zijn moeder kwijt. Caesar biedt hem zijn hulp aan.
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken Fictie H5: 4
- Kort verhaal
- 300 woorden
- Manier van tijd: voorwerp, gewoonte, kleding of eten
- Manier van tijd: omgeving
- Beginzin:
'Het zal lastig worden, maar je hebt geen andere keuze.'
Even was het stil. Toen klonk er een vreemd geluid. Het ging door merg en been.
Toen ik mijn ogen opende, wist ik het meteen.
- Cliffhanger
Slide 5 - Tekstslide
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?
Slide 6 - Woordweb
Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
Slide 7 - Woordweb
Wat is de persoonsvorm? Meneer Biesheuvel is lekker op vakantie geweest.
A
is
B
Meneer Biesheuvel
C
lekker
D
geweest
Slide 8 - Quizvraag
Wat schrijf je op wanneer je het werkwoordelijk gezegde op moet schrijven?
Slide 9 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp? Ze hebben de bezoekers bij de ingang een plattegrond gegeven.
A
ze
B
de bezoekers
C
bij de ingang
D
een plattegrond
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde? De was hangt aan de lijn te drogen.
A
hangt
B
hangt aan de lijn
C
hangt drogen
D
hangt te drogen
Slide 11 - Quizvraag
Herhalen zinsdelen
Wwg = alle werkwoorden + te + aan het + splitswerkwoorden
Ond = wie/wat + wwg?
Lv = wie/wat + wwg + ond?
Mv = aan wie / voor wie? (alleen bij een lv)
Een geheim moet je nooit aan een ander doorvertellen.
Slide 12 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Wij spelen een voetbalspel.
1 Breid bovenstaande zin uit met wanneer.
2 Breid bovenstaande zin uit met waar.
3 Breid bovenstaande zin uit met hoe.
4 Breid bovenstaande zin uit met waarmee.
Slide 13 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling (aantekening)
- Prullenbak (alles wat overblijft)
- Waar, wanneer, hoe, hoeveel, waardoor, waarmee, waarnaar etc.
- Begint vaak met een voorzetsel
- Woorden als ook, niet, toch, wel, al
Slide 14 - Tekstslide
vms.thiememeulenhoff.nl
Slide 15 - Link
Wat is de bijwoordelijke bepaling? Na afloop van het geslaagde feest heeft de directeur ons toegesproken.
A
na afloop
B
na afloop van het geslaagde feest
C
van het geslaagde feest
D
de directeur
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling? Het water is tijdelijk afgesloten.
A
het water
B
is tijdelijk afgesloten
C
tijdelijk
D
tijdelijk afgesloten
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen? De muziekdocent | heeft | Julia | na schooltijd | geduldig | geholpen.
Slide 18 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling? Jullie moeten de buren niet geloven.