Blok 4

Blok 4
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Spinne 🕷 
Lehrer 👨‍🏫 
Schaf 🐑 
Autos 
🚗 🚘 🚙 
die
das
die (meervoud)
der

Slide 3 - Sleepvraag

Suppe
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quizvraag

Schule
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quizvraag

der, die, das?

Bett
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quizvraag

Schlange
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Haustier
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

Junge
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Restaurant
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

ein, eine, ein
Uitleg Lidwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Jan & Max sind kein / keine Freunde (vrienden).
A
kein
B
keine

Slide 12 - Quizvraag

15. Mein Opa hat kein/keine Haare mehr.
A
kein
B
keine

Slide 13 - Quizvraag

Die Pizza

Das ist kein/keine Pizza.
A
kein Pizza
B
keine Pizza

Slide 14 - Quizvraag

Ich habe kein / keine Schwester
A
kein
B
keine

Slide 15 - Quizvraag

Kein/Keine Arzt kann mir helfen.
A
Kein
B
Keine

Slide 16 - Quizvraag

Ergänze kein/keine

das Obst: Stefan isst kein/keine Obst.
A
kein
B
keine

Slide 17 - Quizvraag

Ja, das ist ein/eine Lehrer.
A
eine
B
ein
C

Slide 18 - Quizvraag

Schalkhaar ist ein / eine Dorf
A
ein
B
eine

Slide 19 - Quizvraag

Vincent ist ein / eine Kind.
A
ein
B
eine

Slide 20 - Quizvraag

ein / eine

Schüler
A
eine
B
ein

Slide 21 - Quizvraag

Ein / eine: Kies het juiste woord.

... Tante
A
ein
B
eine

Slide 22 - Quizvraag

Julia ist ein / eine Freundin
A
ein
B
eine

Slide 23 - Quizvraag

Stefan ist ein / eine Junge
A
ein
B
eine

Slide 24 - Quizvraag

Bladel ist ein / eine Dorf
A
ein
B
eine

Slide 25 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord 
Doel:
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits benoemen    
- Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Duits toepassen

Slide 26 - Tekstslide

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Duits?

Slide 27 - Tekstslide

Das ist mein/meine Mutter.
A
mein
B
meine

Slide 28 - Quizvraag

Is dass (jouw) .... Auto?
A
dein
B
deine

Slide 29 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord jullie is in het Duits?
A
unser
B
ihr
C
euer
D
Ihr

Slide 30 - Quizvraag

(mijn)... Katze(v) hat (jouw)... Baby (o) gekratzt.
A
mein, dein
B
meine, deine
C
meine, dein
D
mein, deine

Slide 31 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord in het Duits.

mijn
..... Party (v) ist toll gewesen.

Slide 32 - Open vraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord in het Duits.

jouw
Kommt ..... Freund (m) noch?

Slide 33 - Open vraag

mijn
jouw
zijn
haar
mein / meine
dein / deine
sein / seine
ihr / ihre

Slide 34 - Sleepvraag

mijn
haar
jullie
hun
uw
zijn
ons
jouw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr
Ihr

Slide 35 - Sleepvraag

Ist das (haar) ........ Glas?
A
ihr
B
ihre

Slide 36 - Quizvraag

Ihren, Ihr, Ihre
____Mann(m) kann gut Skifahren.

Slide 37 - Open vraag

Ihr / Ihre Eltern sind Deutsche.

Slide 38 - Open vraag

(Dein/deine)_____Schule(v) ist das MLA.

Slide 39 - Open vraag

das Haus
Ist das dein/deine Haus?

Slide 40 - Open vraag

dein / deine Tasche ist groß

Slide 41 - Open vraag

Ik beheers de
'dein/deine, ihr/ihre, sein/seine '
A
Super!
B
Noch nicht ganz ...
C
Überhaupt nicht
D
Ein kleines bisschen

Slide 42 - Quizvraag