Les 5 - Rekenen met geld

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je tas of in je jas
      
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik:
- geldbedragen tellen (naar 1F)
- wisselgeld teruggeven (1F, 2F)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Waarom is het belangrijk om met geld te kunnen rekenen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met geld
Rekenen met geld is belangrijk voor jouw toekomst.
Denk bijvoorbeeld aan iets kopen in de supermarkt, je salaris uitrekenen, geld teruggeven aan een klant of iets verkopen op Marktplaats.
Je hebt de vaardigheid rekenen met geld nodig op school, op stage en later op je werk.
Geld bestaat uit decimale getallen, kommagetallen.
Je werkt dus op dezelfde manier als met andere kommagetallen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel euro ligt er bij elk plaatje?
Geef 4 antwoorden.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel krijg je terug?
Geef 3 antwoorden.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werk
Een aantal leerlingenen krijgt nu werk van de docent.
Zij gaan dit zelfstandig maken.

Heb je vragen? Ga door met een andere opdracht en wacht tot de docent klaar is met de instructie.

Heb je al het werk af? Werk aan je basisvaardigheden op Numo.


Let op:
Zo schrijf je een geldbedrag:
€5,38
€324,09

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld tellen
Een geldbedrag bestaat uit een kommagetal.
Vóór de komma komen de hele euro's. Dat kunnen 1000, 100, 10 of 1 zijn.



5
4

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld tellen
Ná de komma komen de eurocenten. Dat kunnen tienden of honderdsten zijn.
7
1
8
0
,

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel geld ligt hier?
Schrijf het bedrag op je positieschema.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselgeld teruggeven
  • Geld optellen kun je gebruiken als je wilt weten hoeveel twee dingen samen kosten.
  • Geld aftrekken kun je gebruiken als je wisselgeld terug krijgt of geeft.

    Voor geldsommen gebruik je hetzelfde positieschema als voor andere kommagetallen. Zet de komma's onder elkaar. Zet het grootste getal bovenaan.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2,70 - 1,50
A
4,20
B
1,20
C
3,20

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

24,88 - 12,00
A
12,88
B
12,22
C
26,88

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Kies zelf een niveau waarop je gaat werken.
Pak het werkblad dat daarbij past.
Zorg ervoor dat je jezelf vandaag uitdaagt één niveau hoger te werken dan je al kunt.
Gebruik de hulpmiddelen als je ze nodig hebt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe had je je eigen niveau ingeschat?
Klopte jouw inschatting?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt €83,50 op je rekening en koopt een broek van €69,95.
A: Hoeveel geld houd je over?
B: Heb je geld genoeg om ook nog een pet te kopen van €12,95?
C: Hoeveel houd je dan nog over?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies