H1: Kun jij kopen wat je wilt? 1.4 Wat kost het nu en later? ( Pincode editie 7) deel 2

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?

           
  • Herhalen theorie 1.4 Wat kost het nu en later? Deel 1
  • Theorie 1.4 Wat kost het nu en later? Deel 2
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen 1.4 Wat kost het nu en later?
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

  • een te reserveren bedrag berekenen. √
  • berekenen wat het kost om een scooter te kunnen rijden. √

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4 Wat kost het nu en later?
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

  • een stijging of daling van prijzen invloed heeft op je koopkracht.
  • een stijging of daling in procenten uitrekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten van een scooter

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een stijging of daling in procenten berekenen
Een verandering in procenten kun je als volgt berekenen. Streep het groene blok in je boek door!

Stappen: 
1. Bereken de verandering 
2. Maak een verhoudingstabel!
3. Oud = 100%
4. Vul de tabel verder in (verandering)
5. Schrijf de berekening op en reken uit!

Drie jaar geleden kreeg je €4 zakgeld, nu krijg je €7. 

Reken uit! 
 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
10:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 6 t/m 12 op blz 23 t/m 25. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. Maak de herhalings-opgaven. Maak de woordzoeker.
Oefen met de flashcards.
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 7 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Opgave 6 blz 23:

Leg in eigen woorden uit wat koopkracht betekent.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 7 blz 23:

Hoe wordt de hoogte van je koopkracht bepaald? Geef twee oorzaken.



Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 8 blz 24:

Kies de juiste woorden.

1 Je koopkracht stijgt als je inkomen daalt / stijgt of als de prijzen dalen.
A
daalt
B
stijgt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 8 blz 24:

Kies de juiste woorden.

2 Je koopkracht daalt / stijgt als je inkomen daalt / stijgt of als de prijzen
dalen / stijgen.
A
stijgt, stijgt, dalen
B
daalt, stijgt, dalen
C
daalt, daalt, stijgen
D
stijgt, daalt, stijgen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 9 blz 24:

Hieronder staan vijf situaties.
Geef aan of de koopkracht van deze mensen stijgt, gelijk blijft of daalt.

Joris zijn inkomen stijgt met 1,5% en de prijzen blijven gelijk.

A
stijgt
B
blijft gelijk
C
daalt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 9 blz 24:

Hieronder staan vijf situaties.
Geef aan of de koopkracht van deze mensen stijgt, gelijk blijft of daalt.

Ilja haar inkomen blijft gelijk en de prijzen dalen met 1,5%.

A
stijgt
B
blijft gelijk
C
daalt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 9 blz 24:

Hieronder staan vijf situaties.
Geef aan of de koopkracht van deze mensen stijgt, gelijk blijft of daalt.

Geoffrey zijn inkomen stijgt met 2% en de prijzen stijgen met 2%.

A
stijgt
B
blijft gelijk
C
daalt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 9 blz 24:

Hieronder staan vijf situaties.
Geef aan of de koopkracht van deze mensen stijgt, gelijk blijft of daalt.

Yasin zijn inkomen daalt met 1% en de prijzen blijven gelijk.

A
stijgt
B
blijft gelijk
C
daalt

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 9 blz 24:

Hieronder staan vijf situaties.
Geef aan of de koopkracht van deze mensen stijgt, gelijk blijft of daalt.

Zuzanna haar inkomen daalt met 0,5% en de prijzen dalen met 1%.

A
stijgt
B
blijft gelijk
C
daalt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 10 blz 24:
In 2020 zitten op een middelbare school 1.200 leerlingen. In 2021
is dit gedaald naar 1.125 leerlingen.

a Bereken met hoeveel procent het aantal leerlingen is gedaald. Rond je antwoord af op één decimaal.


Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 10 blz 24:

b Leg uit op welke manier de middelbare school ervoor kan zorgen dat er
volgend jaar geen daling meer is.


Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 11 blz 25:
Het gezin Yavuz geeft dit jaar € 3.025 uit aan boodschappen. In
2018 was dat nog € 2.750.

a Bereken met hoeveel procent hun uitgaven zijn gestegen


Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 11 blz 25:

b Bereken met hoeveel procent de inkomsten zijn gestegen.


Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 11 blz 25:

c Kies het juiste woord.

In procenten zijn de uitgaven aan boodschappen meer / minder gestegen dan het inkomen.

A
meer
B
minder

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 12 blz 25:
Gebruik onderstaand staafdiagram. In Nederland wordt steeds
meer stroom opgewekt met zonnepanelen.

a Bereken met hoeveel procent het totale vermogen in 2014 is gestegen ten
opzichte 2013.


Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 12 blz 25:
Gebruik onderstaand staafdiagram. In Nederland wordt steeds
meer stroom opgewekt met zonnepanelen.

b Bereken met hoeveel procent het opgesteld vermogen in 2019 is gestegen
ten opzichte van 2015.


Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten 1.4 
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • een te reserveren bedrag berekenen. √
  • berekenen wat het kost om een scooter te kunnen rijden. √
  • een stijging of daling van prijzen invloed heeft op je koopkracht. √
  • een stijging of daling in procenten uitrekenen. √

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies