Afronding thema 5

Hoofdhaar groeit bij de kruin een bepaalde kant op (zie afbeelding). De groeirichting is erfelijk bepaald. Het gen voor de groeirichting naar rechts is dominant (G).

Een man en een vrouw krijgen een kind. De man is heterozygoot voor de groeirichting van het haar. Bij de vrouw groeit het haar naar links.
Maak het kruisingsschema.


Moeder
Vader
G
g
g
g
Gg
Gg
gg
gg
1 / 15
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdhaar groeit bij de kruin een bepaalde kant op (zie afbeelding). De groeirichting is erfelijk bepaald. Het gen voor de groeirichting naar rechts is dominant (G).

Een man en een vrouw krijgen een kind. De man is heterozygoot voor de groeirichting van het haar. Bij de vrouw groeit het haar naar links.
Maak het kruisingsschema.


Moeder
Vader
G
g
g
g
Gg
Gg
gg
gg

Slide 1 - Sleepvraag

Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?

Sleep het vinkje naar het goede antwoord.



0%
25%
50%
75%
100%

Slide 2 - Sleepvraag

Verwantschapsschema of 
evolutionaire stamboom
Door al het DNA van organismen te vergelijken, kan een stamboom van de verwantschap worden opgesteld. Dat noem je een evolutionaire stamboom.

Slide 3 - Tekstslide


Een verwantschapsschema

In de afbeelding is in een verwantschapsschema de afstamming van een aantal soorten weergegeven.
Welke soort is eerder ontstaan, soort 3 of soort 7?




A
soort 3
B
soort 7

Slide 4 - Quizvraag

Een verwantschapsschema (stamboom) bestaat uit een lijn die de ouderdom aangeeft met aftakkingen.
Byron zegt: hoe dichter de aftakkingen bij elkaar staan, hoe meer dezelfde eigenschappen organismen bezitten.
Jack zegt: hoe langer geleden de soorten een gemeenschappelijke voorouder hebben, hoe meer ze verwant aan elkaar zijn.
Wie heeft of wie hebben gelijk?
A
Alleen Byron heeft gelijk.
B
Alleen Jack heeft gelijk.
C
Geen van beide heeft gelijk.
D
Zowel Byron als Jack hebben gelijk.

Slide 5 - Quizvraag

de stof met de erfelijke informatie
een verandering in de erfelijke informatie
proces waarbij een cel zich opsplits in twee nieuwe cellen
ontstaan van nieuw organisme met eigen genotype vanuit uit twee geslachtscellen met ieder hun eigen enkelvoudige genen
de zichtbare erfelijke eigenschappen
alle informatie over de erfelijke eigenschappen
een stukje van een chromosoom (of een stukje DNA) met informatie over één erfelijke eigenschap
een streng DNA waarin de informatie van meerdere erfelijke eigenschappen zit
Dat wat je van je ouders aan eigenschappen hebt meegekregen
erfelijkheid
genotype
fenotype
chromosoom
gen
DNA
celdeling
geslachtelijke voortplanting
mutatie

Slide 6 - Sleepvraag

Wat betekent recessief? En welke letter gebruik je daarvoor in een kruisingschema?
A
Zwak - Kleine letter gebruiken
B
Zwak - Grote letter gebruiken
C
Sterk - Kleine letter gebruiken
D
Sterk - Grote letter gebruiken

Slide 7 - Quizvraag


Het hebben van droog of nat oorsmeer is erfelijk. Een vrouw met nat oorsmeer is heterozygoot voor deze eigenschap. 
Wat is het genotype van haar man?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Snap het niet.

Slide 8 - Quizvraag

Kijkend naar dit kruisingsschema, wat is dan de kans op homozygoot dominant?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 9 - Quizvraag


Stel dat deze kinderen geen broer en zus zijn. Ze krijgen later zelf kinderen. Rode haarkleur is recessief.
Hoeveel kans hebben zij op roodharige kinderen?
Maak een kruisingsschema
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 10 - Quizvraag


Het hebben van een kuiltje in je kin is erfelijk. Een groen vierkantje betekend dat diegene een kuiltje in zijn kin heeft. 
Wat is het genotype van Edwin?
stappenplan
1: Noteer de mogelijke genotypes
2: Noteer de bijbehorende fenotypes
3: Maak het kruisingsschema (zonodig)
4: Trek je conclusies
A
Aa
B
AA
C
aa
D
Snap het niet

Slide 11 - Quizvraag

Co-dominantie
Belangrijk voorbeeld bloedgroepen.

Notatie:
IA, IB en i
IA en IB zijn co-dominant
i is recessief
IAIA
Bloedgroep A
IAi
Bloedgroep A
IBIB
Bloedgroep B
IBi
Bloedgroep B
IAIB
Bloedgroep AB
ii
Bloedgroep 0

Slide 12 - Tekstslide

Oefening co-dominantie

Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep B hebben een kind met bloedgroep 0.

Hoe groot is de kans dat een tweede kind eveneens bloedgroep 0 zal hebben?
IAIA
Bloedgroep A
IAi
Bloedgroep A
IBIB
Bloedgroep B
IBi
Bloedgroep B
IAIB
Bloedgroep AB
ii
Bloedgroep 0

Slide 13 - Tekstslide

Oefening co-dominantie

Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep B hebben een kind met bloedgroep 0.

Hoe groot is de kans dat een tweede kind eveneens bloedgroep 0 zal hebben?
IAIA
Bloedgroep A
IAi
Bloedgroep A
IBIB
Bloedgroep B
IBi
Bloedgroep B
IAIB
Bloedgroep AB
ii
Bloedgroep 0
IAi x IBi
IA
i
IB
IAIB
IBi
i
IAi
ii

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link