3 mavo Lezen 1-6

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Lezen 1 tm 6

Een betoog is een overtuigende tekst. Wat is ook een overtuigende tekst?

1. Het weerbericht
2. Een bijsluiter van medicatie
3. een filmrecensie
4. Een reclametekst

Informeren

1. column
2. ingezonden brief
3. artikel
4. advertentie

Wat zijn hoofdzaken?

1. De belangrijkste punten van een tekst
2. De plaatjes
3. Argumenten, voorbeelden en uitleg
4. Alle tussenkopjes samen

Wat is het verschil tussen een onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?

1. onderwerp: samenvatting v/d tekst hoofdgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.
2. onderwerp: een à twee woorden hoofdgedachte: samenvatting van de tekst.
3. onderwerp: belangrijkste zin tekst hoofdgedachte: belangrijkste zin uit de tekst
4. onderwerp: een à twee woorden hoofgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.

De hoofdzaken vind je in een tekst...

1. Inleiding, slot, kernzinnen van elke alinea
2. Bij de voorbeelden
3. In het middenstuk
4. De uitleg van de kernzinnen

Voorbeelden en uitleg zijn:

1. Bijzaken
2. Hoofdzaken

Aan welke signaalwoorden herken je een tegenstelling?

1. Maar, aan de ene kant, ook
2. Omdat, toch, tenzij
3. Maar, aan de andere kant, echter
4. Maar, want

De signaalwoorden; als, indien, tenzij horen bij het verband....

1) De grote hoeveelheid vee in de wereld heeft negatieve effecten op het klimaat. 2) Het is beter om vegetarisch te eten.

1. 1 = argument, 2 = standpunt
2. Dit zijn twee argumenten.
3. De zinnen hebben geen relatie met elkaar
4. 1 = argument, 2 = standpunt

Een afbeelding hoort bij de lay-out (opmaak) van een tekst. Wat kan een functie van de afbeelding zijn?

1. Afbeeldingen kun je altijd weglaten
2. De bijzaken weergeven
3. Aandacht trekken/ nieuwe informatie geven
4. Dan hoef je de tekst niet te lezen

Klassikaal vragen maken over tekst 4 op blz. 121

Antwoord ingevuld? Lees rest van de tekst.

Bekijk tekst 4 op blz 121
De tekst geeft antwoord op de vraag:

1. Wat is nepnieuws en hoe herken je het?
2. Wat is nepnieuws en wie verspreidt het?
3. Wat is nieuws en hoe verspreid je het?
4. Wat is nieuws en wie verspreidt het?

Lees alinea 1 en 2
Waar verwijst 'dat' naar in: Bij online bronnen en social media is DAT anders? (eerst zin alinea 2)

Wat is het verband tussen alinea 1 en 2?

1. Oorzaak-gevolg
2. Chronologie (tijd)
3. Tegenstelling
4. Opsomming

Om hoeveel redenen verspreiden mensen nepnieuws (alinea 2)

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Alinea 3 geeft uitleg. Hoe wordt deze uitleg gegeven?

1. Door een opsomming?
2. Door een tegenstelling
3. Door een discussie
4. Door een voorbeeld

Welke signaalwoorden voor een opsomming vind je in alinea 5?

Bij vraag 11 op p. 120 zie je 10 zinnen. Welke neem je op in een samenvatting? Let op: alleen hoofdzaken!
Noteer de juiste letters.

Hoofdzaken 

c Mensen verspreiden nepnieuws om de mening van anderen te beïnvloeden of om er geld mee te verdienen.

e Het is aan de lezer om zich goed te informeren en om uit al het nieuws feiten van leugens te scheiden.

f Nepnieuws oftewel foute informatie is niet iets van alleen maar de eenentwintigste eeuw.

g In de digitale wereld verspreidt nepnieuws zich razendsnel.

i Controleer nieuws bij meerdere bronnen.

Aan welk signaalwoord herken je een argument?

1. Want, doordat, maar
2. Daarom, toch, en
3. Bovendien, want, omdat
4. Want, omdat, namelijk, immers

Welke begrippen zijn belangrijk voor de toets?

Maak een samenvatting van de theorie

Blz: 12, 38, 64, 90, 116, 142