In de Republiek leefden mensen met verschillende geloven.
Calvinistische kerk - belangrijkste kerk, werd ook voorgetrokken. Zo betaalde de Staten-Generaal voor de kostbare maak van een nieuwe Bijbelvertaling, de Statenbijbel (1637).
Andere kerken moesten het zelf maar uitzoeken, het liefst binnenshuis.
In de praktijk accepteerden de meeste mensen dat hun buren een ander geloof hadden. Er was godsdienstige verdraagzaamheid.