2e klas proeftoets vrvnm bzvnm prsvnw aanwvnm

Noem het aanwijzend voornaamwoord.
Dat jurkje vind ik geweldig!
A
Dat
B
jurkje
C
ik
D
geweldig
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Noem het aanwijzend voornaamwoord.
Dat jurkje vind ik geweldig!
A
Dat
B
jurkje
C
ik
D
geweldig

Slide 1 - Quizvraag

Noem het bezittelijk voornaamwoord.
Wat vond je van mijn doelpunt, Menno?
A
je
B
mijn
C
doelpunt
D
Menno

Slide 2 - Quizvraag

Noem het vragend voornaamwoord.
Wat verwacht de directeur toch van mij?
A
Wat
B
directeur
C
toch
D
mij

Slide 3 - Quizvraag

Die fiets van jou.
jou=
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Jouw fiets staat daar.
Jouw=
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Dat huis.
Dat =
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Welk voornaamwoord vervangt een zelfstandig naamwoord
A
bezittelijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Kies:
Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 8 - Quizvraag

Wie het weet mag het zeggen.
Wie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Die jongen is morgen jarig.

die = ...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wie heeft het schoolfeest georganiseerd?
Wie =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

In welk antwoord is er geen sprake van een vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Wat
C
Welke
D
Waarom

Slide 12 - Quizvraag

Noteer de voornaamwoorden in onderstaande zin. Geef ook aan om wat voor soort voornaamwoord het gaat.

Ik ken de eigenaar van de vermiste vogel; ze is ontzettend bezorgd over haar lieveling.

Slide 13 - Open vraag