N.G. Het oog en oogafwijkingen


Lesplanning:

  1. Uitleg oogafwijkingen
  2. Oefenen ermee
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Lesplanning:

  1. Uitleg oogafwijkingen
  2. Oefenen ermee

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je ...
  • een beeld construeren bij een positieve lens in verschillende situaties
  • berekeningen met de lenzenwet maken
  • uitleggen wat accommoderen, nabijheidspunt en vertepunt zijn
  • uitleggen wat de volgende drie oogafwijkingen inhouden: oudziend, verziend en bijziend;
  • uitleggen welke hulplenzen bij bepaalde oogafwijkingen nodig zijn
  • sterkte van de benodigde brillen/lenzen berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Construeren
Zie applet:
https://phet.colorado.edu/sims/html/geometric-optics/latest/geometric-optics_all.html?locale=nl

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Tekstslide

Sterkte ooglens
Sterkte ooglens + hoornvlies varieert:
59 dpt voor veraf
65 dpt voor dichtbij

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Verziend

Slide 9 - Tekstslide

Verziend: oogbol te kort/lens te zwak

Slide 10 - Tekstslide

Bijziend: oogbol te lang/lens te sterk

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Bijziend oog en vertepunt
  • Oneindige voor netvlies afgebeeld: lens is te sterk/oogbol is te lang
  • Vertepunt ligt niet in oneindige
  • Negatieve bril/lens: oneindige in het vertepunt afbeelden
  • Sterkte bril/lens:
     S = 1/f = -1/verte-afstand

Slide 13 - Tekstslide

Nabijheidspunt verziende

Slide 14 - Tekstslide

oudziend

Slide 15 - Tekstslide

Oudziend
De oogkringspieren zijn niet sterk genoeg meer om de lens te bollen, hierdoor komt het beeldpunt van objecten die dichtbij staan achter het netvlies te liggen.
Een positieve bril (leesbril) kan dit oplossen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Is de persoon die deze bril nodig heeft verziend of bijziend?
A
verziend
B
bijziend

Slide 18 - Quizvraag

Als je bijziend bent zie je voorwerpen dichtbij / ver weg niet scherp
A
Dichtbij
B
Ver weg

Slide 19 - Quizvraag


Deze situatie hoort bij een:
A
Verziend persoon
B
Bijziend persoon

Slide 20 - Quizvraag

Als je bijziend bent, heb je een:
A
Positieve bril nodig
B
Negatieve bril nodig

Slide 21 - Quizvraag

Hiernaast zie je het oog van iemand die
A
bijziend is.
B
verziend is.
C
blind is.
D
oudziend is.

Slide 22 - Quizvraag

Oefenen/huiswerk
Bestudeer Biofysica B1 helemaal en leer alle begrippen en formules. 
Maak opgaven A4, A5, B7, B9 

Slide 23 - Tekstslide