Mei De jongen op de berg

H3B
Welkom, ga zitten volgens de plattegrond



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H3B
Welkom, ga zitten volgens de plattegrond



Slide 1 - Tekstslide

Het essay
Het essay
Een essay -de Engelse vertaling van essai (proef/probeersel, komt van essayer)- is een persoonlijk onderzoek, een gedachte-experiment waarbij je van te voren niet weet waar het je zal leiden. En zelfs als je nergens uitkomt, dan nog is het soms boeiend om op te schrijven hoé je van punt A naar punt B kwam, via C, D, E en – wederom – A.

Slide 2 - Tekstslide

Wie bedacht zo'n essay?
De grondlegger van het genre is Michel de Montaigne (1533-1592) die zich halverwege zijn leven terugtrok op zijn landgoed om zijn gedachten te ordenen en te scherpen in een nieuwe vorm, die hij de naam essai meegaf. Wie Montaignes drie kloeke delen essays leest (niet te snel, ze zijn voor fijnproevers), ziet al snel wat deze tekstvorm onderscheidt van opstellen, scripties en dissertaties. Dissertaties zijn proefschriften, een soort acedemische stukken.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen deze week

  • Je hebt meer kennis en achtergrond gekregen bij de roman De jongen op de berg.





Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Waar staat dit voor?
Bij een Montaigne-essay ga je uit van je persoonlijke ervaringen, gedachten en emoties – iets wat je in (semi)wetenschappelijke werk juist te allen tijde probeert te vermijden. Vrijwel alle goede essays geven dan ook inzicht in het persoonlijke leven of in de persoonlijke gedachten van de auteur.

Slide 6 - Tekstslide

Het essay
Uiteindelijk gaat het niet om ‘hoe je érgens over denkt’, maar ‘hóe je ergens over denkt’. Oftewel: het gaat niet om je mening, ook niet altijd om je argumenten, maar om de manier waarop je redeneert, voelt, verbanden legt: de logica, evenzeer als de plotselinge invallen. Als je een goed essay schrijft, geef je de lezer een kijkje in je geest. .

Wanneer kun je zeggen dat iemand een gelukkig leven heeft gehad? 
Wat betekent het om verbannen te zijn? 
Mag een arts fouten maken? 
Wat is de waarde van vriendschap?

Slide 7 - Tekstslide

Even terug....
  • Hst 4-7: Pierrot reist naar Duitsland, ontdekt sadistische trekken van Hitlerjugend, voegt zich in het leven van de Berghof bij tante Beatrix, die hem maant zich meer Duits te gedragen, heet nu Pieter,  moet zijn vriend Anshel vergeten en begroet de eigenaar van de Berghof: Hitler.
  • Hst 8-9: Hitler geeft Pieter een Hitlerjugenduniform cadeau, laat hem antisemitische boeken lezen. Pieter gedraagt zich nu hautain en vrouwonvriendelijk,  komt steeds meer onder Hitlers invloed. De Engelse hertog bezoekt Hitler.

Slide 8 - Tekstslide

Welke zaken zijn je opgevallen?

Slide 9 - Tekstslide

Even terug....
  • Hst 10: Pieter pikt kamer van Beatrix in, verloochent zijn vriendschap met Anshel en zijn liefde voor het kinderboek, verliest vriendin Katarina, ontdekt een complot en verraadt zijn tante en Ernst.
  • Hst 11-12: Scharführer Fischer aanbidt Hitler, maakt aantekeningen bij besprekingen. Ontmoet Leni Rieffenstahl. Nodigt Katarina uit op Eva Brauns feest, voelt zich miskend, randt haar aan. 

Slide 10 - Tekstslide

Even terug....

  • Eerder uitleg gekregen van personages (karakterontwikkeling, hoofd- en bijfiguren,..), tijd (vertelde tijd, verteltijd, flashback, versnelling, vertraging,...), perspectief (personaal, meervoudig personaal, ik-, auctoriaal)
  • Begrip ruimte





Slide 11 - Tekstslide

Ruimte en sfeer
  • Plaats waar de gebeurtenis zich afspeelt
  • Veel aandacht voor het beschrijven van de ruimte? Of wordt er gespeeld met beeld en geluid in een film? Dan is de ruimte belangrijk voor het verhaal: deze creëert bepaalde sfeer
  • Parallellie:  ruimte komt overeen met gebeurtenis of gevoel van personage (verliefd stel = bloemenveld)
  • Contrast: ruimte is in tegenstelling met gebeurtenis of gevoel (zon tijdens begrafenis)

Slide 12 - Tekstslide

Welke ruimtes zijn betekenisvol?

Slide 13 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog? 

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken
zie boekje met opdrachten: maken t/m 10



Slide 15 - Tekstslide

Leerdoel deze week

  • Je hebt meer kennis en achtergrond gekregen bij de roman De jongen op de berg.





Slide 16 - Tekstslide

Programma
  1. Bespreking opdrachten
  2. Korte herhaling beeldspraak en stijlfiguren
  3. Voorlezen

Slide 17 - Tekstslide

Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap (H1, ws)
  • herhaling (repetitio): macht, macht en nog eens macht
  • opsomming (enumeratio): T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen
  • (opsomming in drieën): lezen, schrijven, praten
  • (vaste opsomming: drieslag): veni, vidi, vici
  • climax: regen, hagel, onweer (oplopend)
  • omgekeerde climax: geen auto, geen scooter, maar een gewone fiets (aflopend)

Slide 18 - Tekstslide

Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap met gevoel (H2, ws)
  • hyperbool: overdrijving "Je twijfelt nu al een jaar of je naar dat feestje gaat." (al een tijdje)
  • understatement: afzwakking "Die Tesla kostte wel een paar centjes" (heel veel geld)
  • eufemisme: afzwakking om de boodschap minder hard te laten overkomen: "We hebben onze hond laten inslapen."  (laten doodgaan)
  • litotes: ontkenning van het tegenovergestelde "Ze is bepaald niet dom"  (ze is heel slim)

Slide 19 - Tekstslide

Vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem

Slide 20 - Tekstslide

Beeldspraak: voor krachtige taal
  1. Vergelijking: beeld én object ( "Je kamer lijkt wel een zwijnenstal")
  2. Metafoor: alleen het beeld wordt genoemd ("Wat een zwijnenstal!"). Spreekwoorden zijn metaforen.
  3. Metoniem: kenmerk van het object genoemd (geef mij nog maar een bordje)
  4. Personificatie: een ding/dier krijgt een menselijke eigenschap toebedeeld (De wind fluistert haar naam)

Slide 21 - Tekstslide