Bijvoeglijke bijzinnen-Havo 3 H.1 Grammatica

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les ben je in staat om bijvoeglijke bijzinnen te herkennen


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les ben je in staat om bijvoeglijke bijzinnen te herkennen


Slide 1 - Tekstslide

In een woordgroep met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord als kern kunnen bijvoeglijke bepalingen staan. 

(Een woordgroep is een opeenvolging van woorden die bij elkaar horen. Voorbeeld: heel mooie bomen in een rij.



Slide 2 - Tekstslide

Lees de theorie op blz. 28

Zodra iedereen de theorie gelezen heeft, ga je overleggen met degene die naast je zit. 

Opschrijven/ markeren zodra de theorie door docent is besproken

Je hoeft dit dus niet direct te doen, maar je moet wel kunnen vertellen waar het over gaat.

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijk de zinnen 1a en 1b:

1a Deze nieuwe snelweg (zn) veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.

1b Deze snelweg (zn), ( bijv.bijzin die nieuw is,) veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.

Slide 4 - Tekstslide

In zin 1a is het onderwerp Deze nieuwe snelweg. Daarbinnen is nieuwe een bijvoeglijke bepaling bij de kern snelweg.

 
In zin 1b is het onderwerp Deze snelweg, die nieuw is

Het zinnetje die nieuw is is binnen het onderwerp een bijvoeglijke bepaling bij de kern snelweg.

Slide 5 - Tekstslide


Deze snelweg, die nieuw is, veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.

Deze bijvoeglijke bepaling is een zin – dat zie je aan de persoonsvorm is – en heet daarom een bijvoeglijke bijzin
Dat noteer je zo:
bijv.bijzin = die nieuw is → snelweg

Slide 6 - Tekstslide

Een bijvoeglijke bijzin hoort vaak bij een zelfstandig naamwoord, maar kan ook horen bij een voornaamwoord, bijvoorbeeld een persoonlijk voornaamwoord.
(ik, je, jij, jou, me, mij, u, hij, zij, het, we, wij, ons, jullie, zij (meervoud), ge, gij, hem haar, hen hun)

2 Een seizoenskaart van Ajax is leuk voor hen (pers.vnw) ( bijv.bijzin die elke wedstrijd willen zien).
bijv.bijzin = die elke wedstrijd willen zien → hen

Slide 7 - Tekstslide

Onthoud:
Een bijvoeglijk naamwoord bestaat uit één woord, een bijvoeglijke bepaling uit één woord of meer.
Een bijvoeglijk naamwoord staat vóór het zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijke bepaling ervoor of erachter.

De bijvoeglijke bepaling (bvb) is altijd een deel van een zinsdeel en vertelt iets over een zelfstandig naamwoord en hoort daar ook bij. 

Slide 8 - Tekstslide

Zo herken je de bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin zegt iets over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord;

is een zin en heeft dus een persoonsvorm;

is geen zinsdeel (zoals een ow-zin, lv-zin, mv-zin, vv-zin en bwb-zin), maar een zinsdeelstuk, net als een gewone bijvoeglijke bepaling.



Slide 9 - Tekstslide

Filmpje: 
Nieuw Nederlands

Slide 10 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 11 - Tekstslide

Maken:
opdr. 1 t/m 4
 blz. 28-29



Snel klaar?  Je leest verder in je boek of maakt opdr 5

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 13 - Tekstslide

Er zijn veel verschillende soorten voornaamwoorden, namelijk: persoonlijke, bezittelijke, wederkerende, wederkerige, aanwijzende, betrekkelijke, vragende en onbepaalde voornaamwoorden

Slide 14 - Tekstslide