16-10-2024: Grammatica zinsdelen: samentrekking

Aan het eind van deze week:
- weet je wat je in leerjaar 1 geleerd hebt over grammatica: zinsdelen
- kun je verschillende soorten samentrekkingen herkennen en gebruiken;
- heb je een start gemaakt aan je script/pitch.

Open je boek op bladzijde 210

Pak je schrift en schrijf mee!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- weet je wat je in leerjaar 1 geleerd hebt over grammatica: zinsdelen
- kun je verschillende soorten samentrekkingen herkennen en gebruiken;
- heb je een start gemaakt aan je script/pitch.

Open je boek op bladzijde 210

Pak je schrift en schrijf mee!

Slide 1 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Dit jaar / is / Job / opnieuw / klassenvertegenwoordiger / geworden.
Ik blijf toch erg bang voor clowns.
De nieuwe docent lijkt aardig te zijn.  

Naamwoordelijk gezegde: is iets (of wordt/blijft)
Werkwoordelijk gezegde: doet iets

  1. Bepaal eerst of het onderwerp iets IS of iets DOET
  2. Als het onderwerp iets IS: stel de vraag "wat + PV + ow + ww?"
Antwoord op die vraag = naamwoordelijk deel
3 Noteer NG: pv + [nw.deel] + overige werkwoorden 
is [klassenvertegenwoordiger] geworden


Slide 2 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Dit jaar / is / Job / opnieuw / klassenvertegenwoordiger / geworden.

Naamwoordelijk gezegde bevat
  • Werkwoordelijk deel: is geworden
  • Naamwoordelijk deel: klassenvertegenwoordiger

  • Werkwoordelijk deel: bevat alle werkwoorden uit de zin
Belangrijkste werkwoord = koppelwerkwoord
  • Naamwoordelijk deel: bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp noemt (klassenvertegenwoordiger)

Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen (BoB HaD ZoVeeL WaS)

Let op: GEEN LIJDEND VOORWERP

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel , maar onderdeel van een zinsdeel.

  • De oude man loopt op straat
oude = bijvoeglijke bepaling bij man

  • De man in de auto gaat naar huis.
in de auto = bijvoeglijke bepaling bij man

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
In een woordgroep met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord als kern kunnen bijvoeglijke bepalingen staan. 

1 Deze nieuwe snelweg (zn) veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.
2 Deze snelweg (zn), die nieuw is (bijv. bijzin), veroorzaakt geluidsoverlast voor omwonenden.

In zin 1 is het onderwerp "Deze nieuwe snelweg". Daarbinnen is nieuwe een bijvoeglijke bepaling bij de kern snelweg.
In zin 2 is het onderwerp "Deze snelweg, die nieuw is". Het zinnetje die nieuw is is binnen het onderwerp een bijvoeglijke bepaling bij de kern snelweg.

Deze bijvoeglijke bepaling is een zin. Dat zie je aan de persoonsvorm is – en heet daarom een bijvoeglijke bijzin. Dat noteer je zo:


bijv.bijzin = die nieuw is → snelweg

Slide 5 - Tekstslide

Een bijvoeglijke bijzin:

  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord;
  • is een zin en heeft dus een persoonsvorm;
  • is geen zinsdeel, maar een zinsdeelstuk, net als een gewone bijvoeglijke bepaling.

Het meisje dat altijd veel lacht, loopt langzaam naar me toe. 




Slide 6 - Tekstslide

Samentrekking
Samentrekking: een woorddeel, woord of een zinsdeel wordt weggelaten, omdat het ook ergens anders in de zin voorkomt. Door (een deel van) het woord of zinsdelen weg te laten, kun je korter formuleren. 

– voor- en nadelen
– dikke en dunne sokken
– Er staan weer nieuwe films en series op Netflix.
– Voor de feestavond trekt Isolde een galajurk aan en Oumaima een broekpak.

Slide 7 - Tekstslide

Samentrekking
  • voorwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke woord blijft in het eerste deel van de samentrekking staan
    - een antieke lamp en een moderne
    - kerstballen en -slingers
  • achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke woord wordt genoemd in het laatste deel van de samentrekking en daarvoor weggelaten
    - binnen- en buitenland
    - in- en uitademen

Slide 8 - Tekstslide

Samentrekking
Samentrekkingen komen voor op drie niveaus:
  • woordniveau: zon- en feestdagen (streepje)
  • woordgroepsniveau: dure auto's en huizen (geen streepje)
  • zinsniveau: Iris volleybalt op zaterdag Peter op zondag.

Slide 9 - Tekstslide

Lezen

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
§ 3 Zinsdelen: Samentrekking
bladzijde 210 en 211
Opdracht 1 t/m 4

Morgen moeten opdracht 1 en 2 af zijn. 
Klaar? LEZEN

Slide 11 - Tekstslide

Weet je nu:
- Wat je in leerjaar 1 hebt gehad over Grammatica: zinsdelen? 
- Wat verschillende soorten samentrekkingen zijn en hoe je deze moet gebruiken? 
- Hoe je start met je script/pitch?










Huiswerk: 
    § 1 Zinsdelen Herhaling leerjaar 2 hv
    online
    • Opdracht 1 t/m 7
    § 3 Zinsdelen: Samentrekking
    bladzijde 210 en 211
    • Opdracht 1 t/m 4

    Slide 12 - Tekstslide