Les 1.1

Les 1 Economie
VWO 3

Welkom!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1 Economie
VWO 3

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Even voorstellen
Bastiaan Beintema
32 jaar
Hindeloopen
Voetbal, fitness
Aanwezig: Ma, do, vr.

Slide 2 - Tekstslide

Mijn favoriete hobby is:

Slide 3 - Woordweb

Mijn leukste vakantie moment is:

Slide 4 - Woordweb

VWO 3 Economie
Leerwerkboek Economie Pincode
Schrift voor uitwerkingen
- 5 schriftelijke toetsen
- 1 praktische opdracht
- 1ste periode 2 lesuren per week
- 2de periode 1 lesuur per week

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor lessen kan je van mij verwachten?
  • Zoveel mogelijk (huis)werk tijdens de lessen
  • Afwisseling in werkvormen
  • Duidelijk communicatie over wat je kan verwachten op een toets
  • Tijdig beginnen met herhalen voor een toets
  • Sta altijd open voor feedback en onderbouwde meningen
  • Delen van de PowerPointpresentaties en andere informatie via its-learning

Slide 6 - Tekstslide

Wat denken jullie te gaan leren bij het vak Economie?

Slide 7 - Woordweb

Behoeften en middelen

Slide 8 - Tekstslide

Op deze manier kom ik aan geld:

Slide 9 - Woordweb

Het meeste geld geef ik uit aan:

Slide 10 - Woordweb

Basisbehoeften (primaire behoeften):
Secundaire behoeften (overige/normale/luxe behoeften):


Slide 11 - Tekstslide

Behoeften en middelen
  • Helaas kan je niet al je behoeften vervullen: je kan namelijk niet alles kopen wat je wil, en je kan niet alles doen wat je wil.
Wat ga je doen na school?
- Huiswerk maken of sporten/gamen?
Naast dat je niet oneindig veel geld hebt, heb je ook niet oneindig veel tijd --> middelen.

Slide 12 - Tekstslide

Schaarste
Je hebt niet onbeperkt geld en tijd voor al je behoeften, er is dus schaarste.

Schaarste in de economie betekend NIET dat er weinig van is maar dat het er niet 'vanzelf' is.
Oftewel er zijn middelen nodig geweest om het tot stand te brengen.
Sommige goederen zijn vrije goederen: zonlicht, zeewater, zand


Slide 13 - Tekstslide

Een voorbeeld van een dienst wat ik consumeer:

Slide 14 - Woordweb

Voorbeeld van een product dat ik consumeer:

Slide 15 - Woordweb

Alternatief aanwendbaar
Keuzes maken aangezien je niet onbeperkt geld en tijd hebt.
Er zijn alternatieven, je kan zelf je fiets repareren of je kan het naar de fietsenmaker brengen.
Op basis van geld en tijd stel je prioriteiten van wat je gaat doen.

Slide 16 - Tekstslide

Vervolg 1.1
Vandaag:
- Herhalen begrippen
- Starten met opdrachten

Slide 17 - Tekstslide

Wat is/zijn basisbehoeften?
A
School
B
Eten/drinken
C
Fiets
D
Mobiel

Slide 18 - Quizvraag

Wat bedoelen we binnen de economie met schaarste?
A
Er is oneindig veel van.
B
Het is zeldzaam.
C
Het is niet vanzelf ontstaan.
D
Onze behoeften vervullen.

Slide 19 - Quizvraag

Consumeren betekend:
A
Tastbare producten.
B
Alles wat je graag wilt hebben of nodigt hebt.
C
Kopen van goederen en diensten.
D
Keuze maken tussen geld en tijd.

Slide 20 - Quizvraag

Voorbeelden van diensten zijn:
A
Fietsenmaker
B
Airpods
C
Mobiel abonnement
D
Laptop

Slide 21 - Quizvraag

Met alternatief aanwendbaar bedoelen we:
A
Activiteiten die iemand voor jou doet.
B
Goederen en diensten kopen.
C
Als je niet voldoende middelen hebt om in je behoeften te voorzien.
D
De mogelijkheid om middelen op verschillende manieren in te zetten.

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag!
Opdrachten 1 t/m 8
Blz. 12 t/m 15

Slide 23 - Tekstslide

Vragen bespreken

Slide 24 - Tekstslide