13.2 Cellen in het zenuwstelsel 5V 2223

13.2 Cellen in het zenuwstelsel
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

13.2 Cellen in het zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud hoofdstuk
13.1 Bouw centraal zenuwstelsel (onderdelen hersenen) 2 lessen
13.2 Cellen in het zenuwstelsel
13.3 Impulsgeleiding (hoe gaan signalen door een zenuwcel) 2 lessen
13.4 Impulsoverdracht tussen neuronen 
13.5 Autonoom zenuwstelsel (onbewuste deel van het zenuwstelsel)

Slide 2 - Tekstslide

Een oom van Jennifer heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp.
Voelt hij dit? Onderbouw je antwoord met een argument.

Slide 3 - Open vraag

Een oom van Jennifer heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp. Kan hij in een reflex zijn been wegtrekken? Onderbouw je antwoord met een argument.

Slide 4 - Open vraag

Een man heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp. Kan hij via een bewuste beweging zijn been wegtrekken? Onderbouw je antwoord met een argument.

Slide 5 - Open vraag

Doel 13.2
Je leert uit welke cellen het zenuwstelsel is opgebouwd 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Cellen in het zenuwstelsel
Neuronen (10%) – 100.000.000.000
Een neuron, of zenuwcel, is een speciaal soort cel die gespecialiseerd is in het ontvangen, verwerken en doorgeven van informatie
Gliacellen (90%)
Een gliacel is een cel die de neuronen ondersteunt in het uitvoeren van hun taak

Slide 10 - Tekstslide

Neuronen
Cellichaam: kern en 
celorganellen

Slide 11 - Tekstslide

Neuronen
Dendriet: uitloper die signalen opvangt van andere neuronen of zintuigcellen en richting het cellichaam stuurt

Slide 12 - Tekstslide

Neuronen
Axon: uitloper die signalen van het cellichaam doorstuurt naar andere neuronen of een spier/ klier

Slide 13 - Tekstslide

Neuronen
Myelineschede: isolerende laag rondom uitlopers (dendrieten of axonen)


Slide 14 - Tekstslide

Neuronen
Synaps: plaats waar neuronen signalen aan elkaar doorgeven



Slide 15 - Tekstslide

Neuronen
Neurotransmitter: chemische stof die berichten tussen zenuwcellen doorgeeft


Slide 16 - Tekstslide

Sensorisch neuron

Slide 17 - Tekstslide

Schakelneuron

Slide 18 - Tekstslide

Motorisch neuron

Slide 19 - Tekstslide

Gliacellen
Ondersteunende cellen in het zenuwstelsel:
  • Astrocyten
  • Oligodendrocyten
  • Microgliacellen
  • Ependymcellen
  • Cellen van Schwann

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Astrocyten
Stervormig met lange uitlopers.
Regelen de uitwisseling van 
stoffen tussen bloed en 
hersenen.
Geven steun aan neuronen.
Hebben een rol bij herstel na
beschadiging.

Slide 22 - Tekstslide

Oligodendrocyten
Klein, komen verspreid in het CZS voor.
Vormen de myelineschede rond
uitlopers in de hersenen en het
ruggenmerg.


Slide 23 - Tekstslide

Microgliacellen
Spelen een rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers.



Slide 24 - Tekstslide

Ependymcellen
Dekweefselcellen die hersenkamers (gevuld met hersenvloeistof) en het centrale
kanaal van het ruggenmerg
bedekken.
Produceren hersenvocht en zijn
bedekt met trilharen.



Slide 25 - Tekstslide

Cellen van Schwann
Vormen de myelineschede om de lange uitlopers van neuronen buiten het CZS, dus in het perifere zenuwstelsel.
Rol bij herstellen van neuronen.



Slide 26 - Tekstslide

Insnoeringen van Ranvier
In de myelineschede van uitlopers
zitten insnoeringen waar de
zenuwcel niet geïsoleerd is:
insnoeringen van Ranvier.




Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Bescherming CZS -ruggenmerg
3 vliezen:
Zacht vlies (binnenste)
Spinnenwebvlies 
Hard vlies (buitenste)



Slide 30 - Tekstslide

Bescherming CZS-hersenen
3 vliezen:
Zacht vlies (binnenste)
Spinnenwebvlies
Hard vlies (buitenste)



Slide 31 - Tekstslide

Bloed-hersenbarriëre
Tussen spinnenwebvlies en zachte hersen/ ruggenmergvlies zit hersenvocht en daar lopen de bloedvaten.

Er is geen directe verbinding
tussen bloed en hersenvloei-
stof.


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Bloed-hersenbarriëre
Controle welke stoffen
wel/ niet van bloed naar hersen-
vloeistof gaan door:
* tight junctions in bloedvatwand
* astrocyten om het bloedvat heen

Stoffen moeten dus door 2 cellen heen.

Slide 34 - Tekstslide

Bloed-hersenbarriëre
Diffusie:
Kleine en/ of vet-oplosbare
stoffen: zuurstof, koolstofdioxide,
steroïdhormonen maar ook 
alcohol, cocaïne en antidepressiva.
Gefaciliteerd/ actief (transporteiwitten): Grotere moleculen zoals glucose of insuline -> selectief!

Slide 35 - Tekstslide

Doel 13.2
Je hebt geleerd uit welke cellen het zenuwstelsel is opgebouwd en hoe een reflex werkt

Slide 36 - Tekstslide

Begrippen 13.2
reflex, reflexboog, aangeleerd/ aangeboren, gliacellen, cellen van Schwann, myelineschede, dendriet, axon, synaps, neurotransmitter, atrocyten, oligodentrocyten, insnoeringen van Ranvier, microgliacellen, ependymcellen

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Maak de opdrachten van 
13.1: 4, 5, 6, 8
13.2: 2, 3, 4, 5, 6


Slide 38 - Tekstslide