13.2 Cellen in het zenuwstelsel

13.2 Cellen in het zenuwstelsel
Voorkennisvragen:
1. Hoe noemen we zenuwcellen die signalen sturen van een motorisch centrum naar een spier?
2. Hoe noemen we de lange uitloper van een zenuwcel die het signaal doorgeeft?
3. Een oom van Jennifer heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp.
Voelt hij dit? Onderbouw je antwoord met een argument.
4. Welk onderdeel van zenuwcellen vind je in een Ganglion?
timer
3:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

13.2 Cellen in het zenuwstelsel
Voorkennisvragen:
1. Hoe noemen we zenuwcellen die signalen sturen van een motorisch centrum naar een spier?
2. Hoe noemen we de lange uitloper van een zenuwcel die het signaal doorgeeft?
3. Een oom van Jennifer heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp.
Voelt hij dit? Onderbouw je antwoord met een argument.
4. Welk onderdeel van zenuwcellen vind je in een Ganglion?
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud hoofdstuk
13.1 Bouw centraal zenuwstelsel (onderdelen hersenen) 2 lessen
13.2 Cellen in het zenuwstelsel
13.3 Impulsgeleiding (hoe gaan signalen door een zenuwcel) 2 lessen
13.4 Impulsoverdracht tussen neuronen 
13.5 Autonoom zenuwstelsel (onbewuste deel van het zenuwstelsel)

Slide 2 - Tekstslide

Een oom van Jennifer heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp.
Voelt hij dit? Onderbouw je antwoord met een argument.

Slide 3 - Open vraag

Een oom van Jennifer heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp. Kan hij in een reflex zijn been wegtrekken? Onderbouw je antwoord met een argument.

Slide 4 - Open vraag

Een man heeft een hersenbloeding gehad in de motorische schors van de linkerhersenhelft. Dit gebied activeert de beenspieren. De hersenbloeding heeft geleid tot een uitval van dit centrum. Hij komt per ongeluk met z’n rechterbeen tegen een heet voorwerp. Kan hij via een bewuste beweging zijn been wegtrekken? Onderbouw je antwoord met een argument.

Slide 5 - Open vraag

Doel 13.2
Je leert uit welke cellen het zenuwstelsel is opgebouwd en hoe een reflex werkt

Slide 6 - Tekstslide

Reflex
Een snelle reactie op een prikkel zonder dat daarvoor eerst bewustwording optreedt.
Vaak ter bescherming/ voorkoming van problemen.

Slide 7 - Tekstslide

Reflexboog

Slide 8 - Tekstslide

Reflex
De aansturing van de spieren/klieren zonder betrokkenheid van de grote hersnenen.
Loopt meestal via het ruggenmerg en meteen weer terug.
Behalve als het via hersenzenuwen loopt, dan via de hersenstam (bijvoorbeeld pupilreflex, speekselreflex).

Slide 9 - Tekstslide

Reflex
Beschrijf stap voor stap wat er gebeurt als je in een legoblokje stapt. Vermeld ook het type cellen dat betrokken is.

Slide 10 - Tekstslide

Cellen in het zenuwstelsel
Neuronen (10%) – 86.000.000.000
Een neuron, of zenuwcel, is een speciaal soort cel die gespecialiseerd is in het ontvangen, verwerken en doorgeven van informatie
Gliacellen (90%)
Een gliacel is een cel die de neuronen ondersteunt in het uitvoeren van hun taak

Slide 11 - Tekstslide

Neuronen
Cellichaam: kern en 
celorganellen

Slide 12 - Tekstslide

Neuronen
Dendriet: uitloper die signalen opvangt van andere neuronen of zintuigcellen en richting het cellichaam stuurt

Slide 13 - Tekstslide

Neuronen
Axon: uitloper die signalen van het cellichaam doorstuurt naar andere neuronen of een spier/ klier

Slide 14 - Tekstslide

Neuronen
Myelineschede: isolerende laag rondom uitlopers (dendrieten of axonen)


Slide 15 - Tekstslide

Neuronen
Synaps: plaats waar neuronen signalen aan elkaar doorgeven



Slide 16 - Tekstslide

Neuronen
Neurotransmitter: chemische stof die berichten tussen zenuwcellen doorgeeft


Slide 17 - Tekstslide

Sensorisch neuron

Slide 18 - Tekstslide

Schakelneuron

Slide 19 - Tekstslide

Motorisch neuron

Slide 20 - Tekstslide

Zenuwen
Bundel van uitlopers van 
neuronen.
Gemengde zenuw: zowel uitlopers van
sensorische als motorische neuronen.
Gevoelszenuw: alleen uitlopers van sensorische neuronen.
Bewegingszenuw: alleen uitlopers van
motorische neuronen. 

Slide 21 - Tekstslide

Gliacellen
Ondersteunende cellen in het zenuwstelsel:
  • Astrocyten
  • Oligodendrocyten
  • Microgliacellen
  • Ependymcellen
  • Cellen van Schwann

Slide 22 - Tekstslide

Astrocyten
Stervormig met lange uitlopers.
Regelen de uitwisseling van 
stoffen tussen bloed en 
hersenen.
Geven steun aan neuronen.
Hebben een rol bij herstel na
beschadiging.

Slide 23 - Tekstslide

Oligodendrocyten
Klein, komen verspreid in het CZS voor.
Vormen de myelineschede rond
uitlopers in de hersenen en het
ruggenmerg.


Slide 24 - Tekstslide

Microgliacellen
Spelen een rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers.



Slide 25 - Tekstslide

Ependymcellen
Dekweefselcellen die hersenkamers (gevuld met hersenvloeistof) en het centrale
kanaal van het ruggenmerg
bedekken.
Produceren hersenvocht en zijn
bedekt met trilharen.



Slide 26 - Tekstslide

Cellen van Schwann
Vormen de myelineschede om de lange uitlopers van neuronen buiten het CZS, dus in het perifere zenuwstelsel.
Rol bij herstellen van neuronen.



Slide 27 - Tekstslide

Insnoeringen van Ranvier
In de myelineschede van uitlopers
zitten insnoeringen waar de
zenuwcel niet geïsoleerd is:
insnoeringen van Ranvier.




Slide 28 - Tekstslide

Doel 13.2
Je hebt geleerd uit welke cellen het zenuwstelsel is opgebouwd en hoe een reflex werkt

Slide 29 - Tekstslide

Begrippen 13.2
reflex, reflexboog, aangeleerd/ aangeboren, gliacellen, cellen van Schwann, myelineschede, dendriet, axon, synaps, neurotransmitter, atrocyten, oligodentrocyten, insnoeringen van Ranvier, microgliacellen, ependymcellen

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag met leerdoel
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Multipele sclerose (MS) is een aandoening waarbij de meylineschedes rondom axonen worden aangevallen door iemands eigen immuunsysteem. MS blijkt vooral een ziekte te zijn die het CZS aanvalt. Welke cellen worden bij mensen met MS afgebroken?

Slide 32 - Open vraag