BB Fictie: spanning, ruimte/sfeer, thema/moraal/

- H-4 spanning / ruimte / sfeer / thema / moraal
- H-5 perspectief / begin / einde

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- H-4 spanning / ruimte / sfeer / thema / moraal
- H-5 perspectief / begin / einde

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

- Je kunt de spanning, ruimte en sfeer in een verhaal benoemen.
- Je weet het verschil tussen een thema en moraal
- Je kunt de diverse soorten tijd in een verhaal benoemen. 
- Je weet vanuit welk perspectief een verhaal word beschreven.
- Je kent twee manieren waarop een verhaal kan beginnen.
- Je kent twee manieren waarmee een verhaal kan eindigen.

Slide 2 - Tekstslide

Manieren van spanning

- Gevaarlijke situatie of gevaarlijke omgeving

- Onverwachte wending: er gebeurt plotseling iets wat je niet verwacht

- Open plek: vragen die het verhaal bij je oproept waar je niet gelijk antwoord op krijgt

- Vermoeden: aanwijzingen hoe het zou kunnen aflopen

- Cliffhanger: onderbreking van het verhaal op een spannend moment

- Uitstel van het einde: Je bent bijna bij de ontknoping, maar eerst is er nog uitstel. De schrijver laat je wachten voordat je ontdekt hoe het zit.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Ruimte in een verhaal

- Een schrijver kan met een bepaalde plaats of plaatsen aangeven waar een verhaal zich afspeelt (stad, planeet, land).

- Ook kan hij ruimte beschrijven als kamers, gebouwen, huizen etc.

- De ruimte kan een bepaalde sfeer oproepen (bijv. spanning) of het verhaal verduidelijken.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Thema en moraal
Thema  - Verhalen hebben een thema. Je vindt het thema door je af te vragen: waar gaat het verhaal over? Wat het thema van een verhaal is kun je soms met één woord zeggen, soms ook met een paar woorden of een zin. In veel verhalen kun je meerdere thema’s herkennen. Voorbeelden van thema’s zijn: vriendschap; eenzaamheid; verraad; je eigen weg kiezen gaat niet vanzelf; eerlijk zijn vraagt om moed. 

Moraal - In een verhaal kun je soms ook een wijze les ontdekken, een moraal. De schrijver wil jou door het verhaal iets leren, hij heeft een boodschap over hoe je zou moeten leven. Een voorbeeld van een moraal is: als je problemen hebt, moet je hulp zoeken.

Slide 7 - Tekstslide

Maken
Blok 4 Fictie: Toets. Je beantwoordt hier enkele vragen over jouw eigen boek. Dit is het huiswerk voor de volgende keer. Inleveren als word-document.

Slide 8 - Tekstslide

Tijd in verhalen

- In welke tijd speelt een verhaal zich af?

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

Slide 9 - Tekstslide

In welke tijd speelt een verhaal zich af?

- Een jaartal

- Historische gebeurtenissen of figuren

- Gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding

- De ruimte waarin het verhaal zich afspeelt

Slide 10 - Tekstslide

In welke tijd speelt een verhaal zich af?

Er zijn ook tijdloze verhalen:

- boodschap voor alle tijden

- sprookjes

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

De vertelde tijd geeft aan hoeveel tijd er verloopt in het verhaal.

Voorbeelden zijn:

- een paar uur

- een week

- drie jaar

- 50 jaar

Slide 12 - Tekstslide

Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

- Chronologisch = tijdsvolgorde van a tot z

Vooruitwijzing: een mededeling over wat later gaat gebeuren

Terugwijzing: terugdenken aan iets dat eerder is gebeurd

- Niet-chronologisch = volgorde van het verhaal verloopt anders dan wanneer dit in het echt zou gebeuren

Flashback: het verhaal springt terug in de tijd


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Verhaalbegin en verhaaleinde

Een verhaal kan op twee manieren beginnen:

- inleidend begin (ab ovo): je leert de personages eerst langzaamaan kennen, voordat het verhaal begint

- middenin de gebeurtenissen (in medias res): je begint gelijk bij een belangrijke gebeurtenis, zonder inleiding (pas later leer je de personages kennen)


Een verhaal kan op twee manieren eindigen:

- gesloten einde: alle vragen zijn beantwoord

- open einde: een aantal vragen is nog niet beantwoord

Slide 15 - Tekstslide

Luister naar het verhaal 'Poep'
Luister naar het verhaal Poep van Manon Uphoff

Slide 16 - Tekstslide

Vragen

- In welke tijd speelt het zich af?

- Hoe is de tijdsvolgorde?

- Vanuit wie wordt het verhaal verteld en welk perspectief wordt er gebruikt?

- Wat is het thema van dit verhaal?

- Omschrijf het soort begin en einde.

 - Wat is de moraal (wijze les) volgens jou?


Slide 17 - Tekstslide

Vertelperspectief
Ik-vertelperspectief – de gebeurtenissen worden verteld door een persoon in de ik-vorm. Je zit als lezer als het ware ‘in het hoofd’ van deze ik-persoon.
Hij-/zij-vertelperspectief – de gebeurtenissen worden in hij- of zij-vorm verteld. Je beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de hij- of zij-figuur, doordat je van hem of haar de ‘binnenwereld’ leert kennen. Deze persoon is er altijd bij, in elke scène van het verhaal.
Alwetende verteller – de alwetende verteller speelt zelf geen rol in het verhaal, maar hij weet alles van alle personen en gebeurtenissen. Hij geeft soms ook commentaar op het verhaal.


Bij het hij-/zij-vertelperspectief of het ik-vertelperspectief kan er ook wisselend perspectief zijn. Verschillende personen wisselen elkaar dan af als hoofdpersoon, vaak per hoofdstuk.

Slide 18 - Tekstslide

Maken
Werkblad Vertelperspectieven. Dit is eventueel het huiswerk voor de volgende les. 

Slide 19 - Tekstslide