1HVc - Lezen H3 deel 6

Welkom bij Nederlands!
Pak je leesboek. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Huiswerk bespreken
  • Herhalen H4 met LessonUp

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 4 van H4 Lezen

controle met het rad! 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 4, belangrijkste vragen
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
3. Uit welke alinea(s) bestaat de inleiding?
4. Boven welke alinea's passen de kopjes?

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 4, belangrijkste vragen
1 Escape Rooms
2 eigen antwoord
3 alinea 1 en 2 – toelichting: Hierop staat een van de deelonderwerpen. In deze alinea’s wordt duidelijk gemaakt wat het onderwerp is. Alinea 1 trekt de aandacht met een anekdote/spannende sfeer. Alinea 2 eindigt met de hoofdgedachte van de tekst (zie ook het antwoord op vraag 15).
4 alinea 3: Omgekeerde wereld
alinea 4: Topbelevenis
alinea 5: Samenwerking

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 4, belangrijkste vragen
5. Wat betekenen de woorden?
7. Aan welk woord herken je de tegenstelling in alinea 2?
8. Wat is de tegenstelling?
10. Welk verband bestaat er tussen de eerste en tweede zin van alinea 3? 
14. Waarom is alinea 6 een goede slotalinea?
15. Wat is de hoofdgedachte? 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 4, belangrijkste vragen
7 Maar
8 Niemand laat zich tegen betaling vrijwillig opsluiten in een griezelige kamer. ↔ Steeds meer mensen laten zich tegen betaling vrijwillig opsluiten in een griezelige kamer.
9 Je zou verwachten dat de Escape Room een nieuw spel is, want spellen die al langer bestaan, worden (meestal) niet opeens weer erg populair. Maar dat is niet zo; vandaar het woordje ‘Toch’.
10 toelichtend verband – In de tweede zin wordt uitgelegd waarom het idee niet heel nieuw is.
14 Alinea 6 bevat een toekomstverwachting en dat is een goede manier om een tekst af te sluiten.
15 B Escape Rooms, kamers waaruit je (als spel) binnen een uur moet ontsnappen, zijn een enorm succes.

Slide 7 - Tekstslide

Theorie H4 
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je nog van tekstverbanden?

Slide 9 - Woordweb

Tekstverband
Signaalwoord 
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. 
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, ook jaartallen en data.
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. 
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen... (maar), liggende streepjes (-), getallen (1,2 etc) en dots 
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd. 
Maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant. 
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
Bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou. 

Slide 10 - Tekstslide

We gaan vandaag naar de Efteling en daarna thuis patat eten.
Ik houd erg van muziek, bijvoorbeeld K-pop. 
Mijn vader is nu vaak thuis, maar mijn moeder gaat nog naar haar werk. 
Niet alleen puppy's zijn lief, maar ook kittens!
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Opsommend verband
Chronologisch verband

Slide 11 - Sleepvraag

Oefenen tekstverbanden

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?

Slide 14 - Open vraag

Waar kun je tekstverbanden in een tekst terugvinden?
A
Tussen twee woorden
B
Tussen twee zinnen
C
Tussen meerdere alinea's
D
Tussen twee of meerdere woorden, zinnen en alinea's

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
maak voor jezelf een overzicht van de tekstverbanden met (minimaal!) 5 signaalwoorden. Dit helpt je met leren! 

Slide 16 - Tekstslide