Adelbertles 5 Begrijpend lezen en betoog

Opstarten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opstarten

Slide 1 - Tekstslide

Goed argument?

Vuurwerk mag niet worden verboden, want daarmee vieren we juist oud en nieuw elk jaar.
A
Ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Ad antiquitatem (denk aan antiek)​

Dit is een beroep op het verleden/de traditie waarbij wordt gesteld dat omdat iets in het verleden op een bepaalde manier ging, het nu nog zo zou moeten gaan. ​

De aanname is dat alles wat eerder goed werkte, dat nu ook nog doet. Dit hoeft natuurlijk niet zo te zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Begrijpend lezen
Begrijpend lezen = lezen zodat je begrijpt wat er staat...

Met alles wat we in deze les doen oefen je 'begrijpend' lezen. 


Slide 4 - Tekstslide

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het standpunt van de schrijver?
A
De schrijver vindt dat er minder aan begrijpend lezen moet worden gedaan bij Nederlands.
B
De schrijver vindt begrijpend lezen saai en een nachtmerrie voor veel scholieren.
C
De schrijver vindt dat het leesniveau van leerlingen slecht is.
D
Ik heb geen flauw idee wat zijn standpunt is.

Slide 6 - Quizvraag

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 7 - Tekstslide

Welke aanname(s) doet de schrijver in deze eerste alinea?
A
De artikelen die worden gelezen zijn saai.
B
De vragen die worden gesteld zijn saai.
C
Veel scholieren vinden begrijpend lezen een nachtmerrie.
D
Veel aandacht voor begrijpend lezen is slecht voor het leesniveau.

Slide 8 - Quizvraag

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 9 - Tekstslide

Functies van alinea's 
De inleiding van een tekst heeft twee functies: de aandacht van de lezer trekken en het onderwerp introduceren.
Eerst trek je de aandacht van de lezer: je maakt hem nieuwsgierig naar de rest van de tekst. Daarna introduceer je het onderwerp.

Je introduceert het onderwerp op een van de volgende manieren:
Je stelt een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een verschijnsel.
Je formuleert een probleem door middel van een probleemstelling.
Je geeft je standpunt. 

In het slot formuleer je de hoofdgedachte van de tekst: het antwoord op de hoofdvraag, een oplossing voor het probleem of een herhaling van je standpunt. Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Die kun je aanvullen met een aanbeveling (advies) of een toekomstverwachting.
In het slot gebruik je signaalwoorden, zoals daarom, kortom, al met al en dus.
De tekst sluit je zo mogelijk af met een krachtige zin: een uitsmijter.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn structurerende zinnen?
A
Een zin die de structuur van de hele tekst aangeeft.
B
Een zin die de structuur van de alinea aangeeft.
C
Een zin die de overgang van het ene tekstdeel naar het andere tekstdeel aangeeft.
D
Een zin met dezelfde functie als een signaalwoord.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een kernzin?
A
Hetzelfde als een structurerende zin
B
Belangrijkste zin van een alinea
C
Een zin met de kern van het verhaal
D
De kern van een zin met de belangrijkste informatie.

Slide 12 - Quizvraag

Een argument...
A
staat in de eerste of de tweede zin van de alinea.
B
is alleen een hoofdzin.
C
wordt aangegeven met een opsommende signaalwoorden.
D
wordt aangegeven met redengevende signaalwoorden.

Slide 13 - Quizvraag

Een argument wordt aangegeven met een opsommende signaalwoorden.
In je betoog geef je meerdere argumenten, dus geef je een opsomming. De toelichting van het argument geef je aan met een redengevend signaalwoord. 

standpunt: ik vind dat de overheid iedereen moet verplichten om één keer per week vegetarisch te eten.

Ten eerste kunnen we door meer vegetarisch te eten de veestapel verkleinen, wat beter is voor het milieu. Omdat de productie van vlees veel CO2 uitstoot, kunnen we door het eten van vlees ook de CO2-uitstoot verminderen. 

Slide 14 - Tekstslide

Waar of niet waar?

Een tegenargument en een weerlegging vind je in dezelfde alinea.
A
Waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Maak een bouwplan
Titel
onderwerp
hoofdgedachte

Inleiding
- nieuwsgierig maken
- Introduceer het standpunt
Middenstuk
- X argumenten voor (1 per alinea)
- X argumenten tegen met weerlegging (1 per alinea)
Conclusie
- conclusie: standpunt in andere woorden

Slide 16 - Tekstslide

Schrijven H4

Slide 17 - Tekstslide

Pakkende titels
Zorg voor elke tekst die je schrijft dat je titel pakkend is!
Of het nou fictie is, informatief of betogend, een pakkende titel heeft alleen maar voordelen!

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer is een titel pakkend?
A
Wanneer je uit de titel op kunt maken waar de tekst over gaat.
B
Wanneer de titel een van de deelonderwerpen bespreekt.
C
Wanneer de titel terug te vinden is in de tekst.
D
Wanneer de titel zorgt dat de lezer er iets bij voelt.

Slide 19 - Quizvraag

Pakkende titels
Zorg dat je provoceert! 
Dat werkt goed als je een reactie uit wil lokken, mensen nieuwsgierig wil maken of tot iets aan wil zetten. 

provoceren: opzettelijk iets doen of zeggen omdat je een reactie wilt uitlokken. Je mag dan best een beetje overdrijven. 

Voorbeelden: 
  •  `Een goede debater laat zich niet provoceren, hij provoceert zelf.`,
  • `Voor sommige vrouwelijke Kamerleden is het een sport om op Prinsjesdag een provocerend hoedje op te zetten.`
  • WAAR WIL JE AAN WERKEN DIT LESUUR?! STUUR EEN MAILTJE, DAN ZORG IK VOOR CONTENT!!!!

Dit is een cadeautje voor de woordenschat ;).

Dus denk bij het maken van een titel aan: hoe lok een reactie uit, hoe wek ik een gevoel op, hoe zorg ik ervoor dat iemand mijn stuk gaat lezen.

Slide 20 - Tekstslide

Bedenk een provocerende titel voor het standpunt:

De overheid moet mensen verplichten om minstens één keer per week vegetarisch te eten.
timer
1:30

Slide 21 - Open vraag

De overheid moet mensen verplichten om minstens één keer per week vegetarisch te eten.
Titels:
Eet vlees en vernietig de planeet

Eet vegetarisch of verhuis naar Mars

Groen is goed, vlees is vernietigend

Let op: maak je titel niet te lang (geen hele zin). 
 

Slide 22 - Tekstslide

Laatste quizvraag!

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het standpunt?

Niemand maakt zijn huiswerk voor Duits, dus ik ga het ook niet maken. 
A
Niemand maakt zijn huiswerk voor Duits
B
Ik ga het huiswerk niet maken.

Slide 24 - Quizvraag