HV1 les 1 (Grammatica: PV, zinsdelen & Ond)

Telefoon in je tas, iPad dicht op tafel
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Telefoon in je tas, iPad dicht op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma 
Weekdoelen
Periode 3 - programma
Introductie grammatica zinsdelen
Aan de slag!
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Weekdoelen
- Je weet wat er in periode 3 van je wordt verwacht.
- Je weet hoe je de persoonsvorm vindt, hoe je de zin in zinsdelen verdeelt en hoe je het onderwerp vindt.
- Je weet hoe de werkwoorden gespeld worden.

Slide 3 - Tekstslide

Periode 3 
Lesstof:
- Grammatica zinsdelen
- Werkwoordspelling
 -Lezen uit leesboek

Toetsen
Week 7: werkwoordspelling (formatief), in week 14 voor cijfer (2x)

Week 20 SO grammatica zinsdelen en woordsoorten (2x)

Studiewijzer staat op Itslearning.


Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm/ Zinsdelen/ Onderwerp

Slide 5 - Tekstslide

Buren-Challenge
  • Je werkt samen met je buur.
  • Je krijgt een schrijfpapiertje.

  • Maak 3 kolommen: 1. Persoonsvorm (PV); 2. Zinsdelen; 3. Onderwerp (O)
  • Schrijf onder elke kolom alles op wat je hier nog over weet!
(Bijv. kenmerken, hoe je deze kunt vinden, voorbeelden, etc..)

timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
= Woord of groepje woorden die bij elkaar horen.
  • PV is één zinsdeel.
  • Alles voor de PV is één zinsdeel.
  • Alles wat voor de PV kan is een apart zinsdeel.

Slide 7 - Tekstslide

De persoonsvorm
(PV)

De persoonsvorm (PV) is een werkwoord.



Werkwoorden geven de handeling aan. (Wat er gebeurt.)


Onderstreep je altijd eerst voordat je zinsdelen gaat zoeken.

Slide 8 - Tekstslide

Manieren om de persoonsvorm te vinden
De jongen loopt naar school.
  • De vraagproef - Maak van de zin een vraag. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
Loopt de jongen naar school?


  • De tijdproef - Zet de zin in een andere tijd: maak van tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongen liep naar school.

  • De getalproef - verander het getal: maak van het enkelvoud het meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongens lopen naar school.

Slide 9 - Tekstslide

Op de iPad - print screen:
ALTIJD, bij ELKE zin. Daarna vul je het antwoord pas in.

Slide 10 - Tekstslide

Maak:
>> De brug, grammatica zinsdelen
>> Volg de planning 
>> Lees EERST de uitleg, maak DAARNA de opdracht pas. 
>> Stel eventueel je vragen aan mij.
>> Werk zelfstandig, in stilte.















































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Klaar?
Oefen met zinsdelen via Itslearning. Zie de map 'Periode 3'.
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Het antwoord op de vraag:
wie / wat + pv is het......
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Maak:
>> De brug, grammatica zinsdelen
>> Opdracht 4 en 5
>> Lees EERST de uitleg, maak DAARNA de opdracht pas. 
>> Stel eventueel je vragen aan mij.
>> Werk alleen.















































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Klaar?
Maak eventueel 6, 7 en 8 ook.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide



Zijn de doelen voor jou behaald en hoe heb je gewerkt? 

Ja/nee/gedeeltelijk, want ...

>> Bespreek met de persoon naast je. 
WEEKDOELEN:





- Je weet wat er in periode 3 van je wordt verwacht.
- Je weet hoe je de persoonsvorm vindt, hoe je de zin in zinsdelen verdeelt en hoe je het onderwerp vindt.
- Je weet hoe de werkwoorden gespeld worden.

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
Huiswerk:

  • Neem volgens SOM je leesboek mee.

Maandag moet de planning af zijn!

Slide 15 - Tekstslide