kader 2, H9, par 4 oppervlakte en inhoud vergroten

Vergroten en verkleinen
  • Wat gaat er mis? 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vergroten en verkleinen
  • Wat gaat er mis? 

Slide 1 - Tekstslide

Vergroten 
Alle zijden worden met hetzelfde getal vermenigvuldigd
De vorm blijft hetzelfde
De grootte van de hoeken blijft hetzelfde

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vergrotingsfactorfactor
Het getal waarmee je ALLE lengten van een figuur vergroot.

Oud (orgineel) x ... = Nieuw (beeld)
Dus: 30 x ... = 40
Formule: beeld : orgineel
40:30 = 1,33
Factor is 1,33


Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
AB = 2 cm oud
KL = 3 cm nieuw

factor = 3 : 2 = 1,5 

Bereken PQ als AB oud is


Factor = beeld:origineel

Slide 6 - Tekstslide

5. 3 Rekenen met de factor
Bereken de factor. 
Het linkerplaatje is het origineel

4,5 : 3 = 1,5
De factor is 1,5
Factor = beeld:origineel

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de formule om de vergrotingsfactor uit te rekenen?
A
vergrotingsfactor: beeld x origineel
B
vergrotingsfactor: orgineel x beeld
C
vergrotingsfactor: beeld:origineel
D
vergrotingsfactor: orgineel:beeld

Slide 8 - Quizvraag

Welke som moet ik uitrekenen om de vergrotingsfactor te bepalen? Denk aan de formule.
A
vergrotingsfactor: 10 : 8,75
B
vergrotingsfactor: 10 : 3,5
C
Er is te weinig informatie
D
vergrotingsfactor: 10 : 4

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de vergrotingsfactor?
A
2,5
B
2

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kun je controleren of je het goed gedaan hebt?
A
Door de breedte uit te rekenen. Deze moet ook 2,5 zijn
B
Dat hoef je niet te controleren

Slide 11 - Quizvraag

Vergroten en verkleinen
Is de factor groter dan 1, dan wordt de afbeelding groter

Is de factor kleiner dan 1 (0,3 bijvoorbeeld) dan wordt de afbeelding kleiner

Slide 12 - Tekstslide

Verkleinen 
Bij het verkleinen van een figuur heb je ook te maken met een oud en een nieuw beeld.

beeld:origineel 

4 : 8 = 0,5
vergrotingsfactor = 0,5

Slide 13 - Tekstslide

Verkleinen
beeld:origineel                          10:15 = 0,67
De factor is 0,7 afgerond

Dat is kleiner dan 1, dus de afbeelding wordt kleiner

Slide 14 - Tekstslide

Kopieerapparaat
100 %   = factor 1        (plaatje blijft gelijk). 
50 %     = factor 0,5   (plaatje wordt 2 keer zo klein). 
200 %  = factor 2       (plaatje wordt 2 keer zo groot). 

Procenten : 100 = factor. 

Slide 15 - Tekstslide

Welke formule hoort er bij de vergrotingsfactor?
A
Lengte origineel : lengte beeld
B
Lengte beeld : lengte origineel

Slide 16 - Quizvraag

Van deze foto wordt een poster gemaakt. De poster wordt 96 cm breed. Met welke som reken ik de vergrotingsfactor uit?
A
vergrotingsfactor: 12 : 96
B
vergrotingsfactor: 96 : 12
C
vergrotingsfactor: 8 : 96
D
vergrotingsfactor: 96 : 8

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het antwoord op de vraag: wat is de vergrotingsfactor?
A
8
B
0,125
C
0,083
D
12

Slide 18 - Quizvraag

Ik weet nu dat de vergrotingsfactor 8 is. Kan ik dan ook uitrekenen wat de hoogte van de poster gaat worden?
A
Ja 8 x 8 = 64 cm
B
Ja 8 x 96 = 768 cm
C
Nee dat kan niet

Slide 19 - Quizvraag

H8.2 -Gelijkvormige driehoeken

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide


Welke hoek is even groot als hoek A?
A
B
B
D
C
E
D
F

Slide 25 - Quizvraag


Welke hoek is even groot als 
hoek C?
A
B
B
D
C
E
D
F

Slide 26 - Quizvraag


Welke hoek is even groot als hoek B?
A
C
B
D
C
E
D
F

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de afmeting van EF?
A
26 mm
B
9,75 mm
C
17,33 mm
D
19,25 mm

Slide 28 - Quizvraag

Oppervlakte
  • De factor is 1,5

  • Oppervlakte oud = 15 cm

  • Oppervlakte  nieuw = 1,5  x 15  = 33,75 cm
Oppervlakte beeld = vergrotingsfactor²  x oppervlakte origineel
2
2
2

Slide 29 - Tekstslide

H8.3 -Inhoud  vergroten

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Welke formule hoort bij vergroten van oppervlakte?
A
Vergrotingsfactor x oppervlakte
B
Vergrotingsfactor³ x oppervlakte origineel
C
Vergrotingsfactor² x oppervlakte origineel
D
Vergrotingsfactor²

Slide 32 - Quizvraag

Welke formule hoort er bij het vergroten van de inhoud?
A
Vergrotingsfactor² x inhoud origineel
B
Vergrotingsfactor³
C
Vergrotingsfactor³ x inhoud beeld
D
Vergrotingsfactor³ x inhoud origineel

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de vergrotingsfactor ?
A
2
B
0,5

Slide 34 - Quizvraag

De vergrotingsfactor voor de oppervlakte is 4. Wat is de oppervlakte van het grote vierkant?
A
36cm²
B
9cm²
C
36cm
D
9cm

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de vergrotingsfactor ?
A
2
B
0,5

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de vergrotingsfactor van de oppervlakte?
A
4
B
2
C
8
D
5

Slide 37 - Quizvraag

Stel: Er is een kubus met een inhoud van 27cm³. En de normale vergrotingsfactor is 2. Wat zou dan de inhoud zijn van de grotere kubus?
A
216cm³
B
54cm³
C
108cm³

Slide 38 - Quizvraag