4M2M (09-12-2021, 13-12-2021 en 14-12-2021)

Examenquiz 2
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examenquiz 2

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud 
Examenquiz over argumentatieleer en tekstdoelen

Voor deze quiz heb je de tekst 'De sloot kan best nóg schoner' nodig

Slide 2 - Tekstslide

Het standpunt, bij een betoog, staat altijd in
A
inleiding
B
inleiding of slot
C
kern
D
inleiding en kern

Slide 3 - Quizvraag

Indeling betoog 
Inleiding 
Introductie van het standpunt 
Aanbeveling 
Kern 
Argumenten 
tegenargumenten 
Slot 

conclusie (terugkoppeling naar standpunt) of het standpunt staat hier in benoemd. 

Slide 4 - Tekstslide

Door voorzichtig om te gaan met bestrijdingsmiddelen zorgden de meeste boeren voor schone sloten, maar de bloemen- en bollentelers lieten het afweten. Tijd voor extra maatregelen.

Deze tekst heeft een
A
informatief karakter
B
Betogend karakter
C
Instructief karakter
D
Amuserend karakter

Slide 5 - Quizvraag

Welke van de onderstaande zinnen geeft het best de hoofdgedachte van de tekst weer?
A
Nederland is toonaangevend als het om de regulering van pesticiden gaat.
B
Pesticiden worden in Nederland met name toegepast bij intensieve teelten.
C
Watervervuiling door pesticiden zit in delen van Nederland nog boven de grens.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
Uitleg
B
Uiteenzetting van feiten
C
Onderbouwing

Slide 7 - Quizvraag

In alinea 2 trekt hoogleraar Geert de Snoo de conclusie: "We zijn goed bezig in Nederland."
Welke uitspraak is juist?
A
Dit is een onterechte conclusie, omdat hij deze niet met argumenten onderbouwt.
B
Dit is een onterechte conclusie, omdat hij deze trekt op basis van een paar waarnemingen.
C
Dit is een terechte conclusie, omdat hij feitelijke informatie geeft.
D
Dit is een terechte conclusie, omdat hij met betrokkenheid over dit onderwerp spreekt.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het verband tussen alinea 6 en 7?
A
Alinea 6 geeft een oorzaak, alinea 7 een gevolg.
B
Alinea 7 geeft een tegenstelling bij alinea 6.
C
Alinea 7 is een uitbreiding van alinea 6.

Slide 9 - Quizvraag

Door welk woord kan ik controleren of de volgorde: standpunt - argumenten kloppen?

Slide 10 - Woordweb

Wat is een subargument?
A
De werknemersbelangen zijn door de invoering van de koopzondagen eerder aangetast dan verbeterd.
B
het huidige aantal koopzondagen heeft de kreditcrisis eerder aangezwengeld.
C
Het heeft bijgedragen aan Nederlands grootste consumptieve kredietberg sinds mensenheugenis.

Slide 11 - Quizvraag

Een signaalwoord voor argumenten die evenveel waarde hebben:

Slide 12 - Woordweb

Welke drogreden
wordt het gebruikt?
A
Cirkelredenering
B
Persoonlijke aanval
C
Overhaaste generalisatie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een drogreden en een argument?

Slide 14 - Woordweb

Volgende keer wil ik wederom op deze manier oefenen voor het examen
Ja
Nee

Slide 15 - Poll

Volgende keer heb ik behoefte aan.....

Slide 16 - Open vraag