In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Workshop CVRM/DM
Coschap huisartsgeneeskunde 8-11-2023
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico kunnen opsporen en de risicotabel en risicogroepen, met bijbehorende behandelindicatie en beleid, kunnen toepassen in de dagelijkse praktijk.
EN daar bewust en goed beargumenteerd vanaf kunnen wijken
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Vragen n.a.v. de voorbereidende presentatie?
Kennis testen
Casusbespreking en discussie
Tips voor de praktijk
Afronding
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de LDL streefwaarde bij deze patiënt?
A
<1,8
B
<2,2
C
<2,6
D
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel beweging is ten minste per week aangeraden?
A
100 minuten
B
150 minuten
C
200 minuten
Slide 7 - Quizvraag
Welke groep antihypertensiva is nu aangeraden te starten?
A
ACE remmers
B
Beta blokkers
C
Calcium antagonist
Slide 8 - Quizvraag
Indien hypertensie blijft bestaan, wat is de vervolgstap?
A
Bestaande middel ophogen
B
Ander middel uit andere groep bijstarten
Slide 9 - Quizvraag
Vanaf welke eGFR spreekt men van een verminderde nierfunctie?
A
<90
B
<60
C
<30
D
<15
Slide 10 - Quizvraag
Een patiënt heeft 25% van de functionele nefronen verloren ten gevolge van een ernstige nierziekte. In deze situatie is er sprake van:
A
Een verminderde kreatinine uitscheiding in urine
B
Een verminderde urineproductie
C
Een verminderde excretie in urine
D
Een relatieve toename van filtratie per nefron
Slide 11 - Quizvraag
Een verlaagde GFR en een verhoogd albuminurie zijn onafhankelijke risicofactoren voor cardiovasculaire en totale mortaliteit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Bij patiënten met spierhypertrofie (bodybuilders) kan de GFR overschat worden mbv CKD-EPI-formule
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Zijn RAS-remmers (ACE-remmers, ARB’s) gecontra-indiceerd bij patiënten met chronische nierschade?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de streefwaarde van HbA1c bij een 71-jarige patiënt, reeds >10j jaar bekend met DMT2 en metformine 2dd 500mg + gliclazide 1dd1 30mg gebruikt?
A
HbA1c ≤ 48 mmol/mol
B
HbA1c ≤ 53 mmol/mol
C
HbA1c ≤ 58 mmol/mol
D
HbA1c ≤ 64 mmol/mol
Slide 15 - Quizvraag
Onder welke bevolkingsgroep lijkt DMT2 vaker voor te komen in Nederland? (Meerdere antwoordopties kunnen correct zijn)
A
Turkse afkomst
B
Surinaamse afkomst
C
Marokkaanse afkomst
D
Indonesische afkomst
Slide 16 - Quizvraag
Welk medicijn heeft als werkingsmechanisme om de reabsorptie van glucose in de nieren te verminderen?
A
Biguaniden (bv. Metformine)
B
Sulfonylureumderivaten (bv. Gliclazide)
C
DDP-4 remmers (bv. Linagliptide)
D
SGLT-2 remmers (bv. Dapagliflozine)
Slide 17 - Quizvraag
Welk medicijn heeft als werkingsmechanisme om de reabsorptie van glucose in de nieren te verminderen?
A
Biguaniden (bv. Metformine)
B
Sulfonylureumderivaten (bv. Gliclazide)
C
DDP-4 remmers (bv. Linagliptide)
D
SGLT-2 remmers (bv. Dapagliflozine)
Slide 18 - Quizvraag
Bij welk antidiabeticum zou de dosis moeten worden aangepast ivm de nierfunctie van onze patiënt? (GFR 39)
A
Metformine (biguanide)
B
Gliclazide (Sulfonylureumderivaten)
C
Dapagliflozine (SGLT2 remmer)
D
Liraglutide (GLP1 receptor antagonist)
Slide 19 - Quizvraag
Patiënten met DMT2 hebben een verhoogd risico op…. (meerdere antwoorden mogelijk)