Lezen verbanden en signaalwoorden - quiz

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H4 verbanden en signaalwoorden - quiz

Opsomming

En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Als ik ga werken, heb ik naast mijn tas ook het volgende nodig: sleutels, token, laptop en printpas. 

Tegenstelling

Maar, echter, zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Er stonden gisteren chips en noten op tafel, maar ik wilde ze niet eten.

Voorbeeld

Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Een voorbeeld van een bekende sporter is Mbappé. 

middel – doel  

Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Om voldoendes te halen, doe ik altijd erg goed mijn best in de les.

Oorzaak – gevolg

Door, doordat, waardoor, te danken aan

Doordat ik mijn trui te heet heb gewassen, is hij nu te klein.

Vergelijking

Zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met..

Hij is zo rood als een tomaat.

Reden

Want, omdat, daarom, namelijk

Ik vind dat we later moeten beginnen met de lessen, want dan ben ik meer uitgerust en kan ik de lesstof beter opslaan.

Tijdsvolgorde

eerst, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, zodra

Bas voert altijd de kat voordat hij naar school gaat.

Uitleg

bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals

Jongens zoals Daan en Arwin zijn elke middag aan het voetballen.

Conclusie

dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt

Erik heeft zijn sportkleren al aan, dus hij is helemaal klaar voor een rondje hardlopen.

Voorwaarde

als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve als

Ik ga wel met je mee, behalve als het gaat regenen.

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?

Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.

opsomming

tegenstelling

reden

echter

maar

ook

namelijk

daarnaast

want

Om mijn spelling te verbeteren, gebruik ik een online cursus spelling.

1. oorzaak/gevolg
2. reden
3. doel/middel
4. toelichting

Net als in veel landen is het in Nederland verboden mensen te discrimineren op grond van ras.

1. vergelijkend
2. oorzaak/gevolg
3. toelichtend
4. voorwaardelijk

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

1. tegenstelling
2. oorzaak-gevolg
3. voorwaarde
4. reden

Vanwege het lawinegevaar konden we niet gaan langlaufen.

1. oorzaak-gevolg
2. vergelijking
3. tegenstellend
4. concluderend

Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende verbanden. 

opsomming

voorbeeld

tegenstelling

oorzaak-gevolg

bijvoorbeeld

bovendien

daardoor

doordat

zo

zodat

maar

ten eerste

echter 

Vorig jaar snapte ik natuurkunde nog, maar nu snap ik er niks meer van.

Het signaalwoord 'maar' geeft een....

1. oorzakelijk verband aan
2. opsommend verband aan
3. tegenstellend verband aan
4. redengevend verband aan

Afgelopen nacht viel er meer dan een meter sneeuw. Daardoor stortte het dak van onze schuur in.
Het signaalwoord 'daardoor' geeft een....

1. opsommend verband aan
2. oorzakelijk verband aan
3. redengevend verband aan
4. vergelijkend verband aan

Wat is het verband in alinea 2?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorbeeld
4. vergelijking

Wat doe je als je een ei scheidt?

1. Je roert het eiwit en het eigeel door elkaar.
2. Je splitst het eiwit van het eigeel.