Bas voert altijd de kat voordat hij naar school gaat.
Slide 9 - Tekstslide
Uitleg
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals
Jongens zoals Daan en Arwin zijn elke middag aan het voetballen.
Slide 10 - Tekstslide
Conclusie
dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt
Erik heeft zijn sportkleren al aan, dus hij is helemaal klaar voor een rondje hardlopen.
Slide 11 - Tekstslide
Voorwaarde
als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve als
Ik ga wel met je mee, behalve als het gaat regenen.
Slide 12 - Tekstslide
Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
reden
echter
maar
ook
namelijk
daarnaast
want
Slide 13 - Sleepvraag
Om mijn spelling te verbeteren, gebruik ik een online cursus spelling.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting
Slide 14 - Quizvraag
Net als in veel landen is het in Nederland verboden mensen te discrimineren op grond van ras.
A
vergelijkend
B
oorzaak/gevolg
C
toelichtend
D
voorwaardelijk
Slide 15 - Quizvraag
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
reden
Slide 16 - Quizvraag
Vanwege het lawinegevaar konden we niet gaan langlaufen.
A
oorzaak-gevolg
B
vergelijking
C
tegenstellend
D
concluderend
Slide 17 - Quizvraag
Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende signaalwoorden.
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
oorzaak-gevolg
bijvoorbeeld
bovendien
daardoor
doordat
zo
zodat
maar
ten eerste
echter
Slide 18 - Sleepvraag
Vorig jaar snapte ik natuurkunde nog, maar nu snap ik er niks meer van. Het signaalwoord 'maar' geeft een....
A
oorzakelijk verband aan
B
opsommend verband aan
C
tegenstellend verband aan
D
redengevend verband aan
Slide 19 - Quizvraag
Afgelopen nacht viel er meer dan een meter sneeuw. Daardoor stortte het dak van onze schuur in. Het signaalwoord 'daardoor' geeft een....
A
opsommend verband aan
B
oorzakelijk verband aan
C
redengevend verband aan
D
vergelijkend verband aan
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Wat voor soort tekst is tekst 2?
A
Artikel
B
Instructie
C
Gebruiksaanwijzing
D
Reclame
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het verband in alinea 2?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
vergelijking
Slide 23 - Quizvraag
Wat doe je als je een ei scheidt?
A
Je roert het eiwit en het eigeel door elkaar.
B
Je splitst het eiwit van het eigeel.
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
Hetzelfde als een structurerende zin
B
Belangrijkste zin van een alinea
C
Een zin met de kern van het verhaal
D
De kern van een zin met de belangrijkste informatie.
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer is een titel pakkend?
A
Wanneer je uit de titel op kunt maken waar de tekst over gaat.
B
Wanneer de titel een van de deelonderwerpen bespreekt.
C
Wanneer de titel terug te vinden is in de tekst.
D
Wanneer de titel zorgt dat de lezer er iets bij voelt.
Slide 26 - Quizvraag
Feitelijke argumenten zijn subjectief.
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
A
Een examenverbod voor slechte leerlingen
B
Twee scholen in de Randstad verbieden leerlingen examen te doen
C
Geen examen voor slechte leerling
D
Leerlingen met slechte cijfers mogen geen examen doen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte?
A
Twee scholen in de Randstad verbieden leerlingen examen te doen
B
Een school mag een leerling adviseren af te zien van examen
C
Vijf leerlingen meldden zich de afgelopen maand bij het LAKS
D
Om een hoog slagingspercentage te garanderen, weigeren scholen leerlingen met slechte cijfers examen te laten doen.
Slide 29 - Quizvraag
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel.
Amuseren
Informeren
overtuigen
Activeren
Reclamefolder
Stripverhaal
oproep lid te worden
Handleiding
nieuwsbericht
Recept
klachtenbrief
poster
roman
ingezonden brief
Verslag
essay
Slide 30 - Sleepvraag
Wat is de kernzin in tekst 2?
Slide 31 - Tekstslide
Tekst 2 Kernzin is
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de kernzin in tekst 3?
Slide 33 - Tekstslide
Tekst 3 Kernzin is
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 34 - Quizvraag
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de derde zin
D
de laatste zin
Slide 35 - Quizvraag
“De opwarming van de aarde heeft ten eerste een slechte invloed op de natuur. Dier- en plantensoorten sterven bijvoorbeeld uit. Bovendien is het ook slecht voor de gezondheid van de mens, nu de lucht steeds smeriger wordt. Daarom vind ik dat de overheid snel actie moet ondernemen.”
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 36 - Quizvraag
ZWARTE BLADZIJDE Hoe bepaal je als museum het woordgebruik als de con- text van de woorden en het maatschappelijk bewustzijn erover steeds veranderen? “Uiteindelijk gaat het niet zozeer om de woorden zelf, maar om de gesprekken en reflectie eromheen”, zegt Vera Carasso, directeur muse- ale zaken van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. De gids Woorden doen ertoe ligt ook bij hen op tafel. “Het is heel belangrijk dat dit nu op papier staat. Maar uitein- delijk gaat het om afwegingen in de praktijk. Dat is een voortdurende discussie, die bij ons al langer gaande is. Sommige woorden die tien jaar geleden in orde waren, kunnen nu niet meer. En ongetwijfeld gebruiken we nu weer woorden die over tien jaar niet meer kunnen, hoe bewust we er ook mee bezig zijn.”
Slide 37 - Tekstslide
Tekst 4 Kernzin is
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin
D
er is geen kernzin
Slide 38 - Quizvraag
ZWARTE BLADZIJDE Hoe bepaal je als museum het woordgebruik als de con- text van de woorden en het maatschappelijk bewustzijn erover steeds veranderen? “Uiteindelijk gaat het niet zozeer om de woorden zelf, maar om de gesprekken en reflectie eromheen”, zegt Vera Carasso, directeur muse- ale zaken van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. De gids Woorden doen ertoe ligt ook bij hen op tafel. “Het is heel belangrijk dat dit nu op papier staat. Maar uitein- delijk gaat het om afwegingen in de praktijk. Dat is een voortdurende discussie, die bij ons al langer gaande is. Sommige woorden die tien jaar geleden in orde waren, kunnen nu niet meer. En ongetwijfeld gebruiken we nu weer woorden die over tien jaar niet meer kunnen, hoe bewust we er ook mee bezig zijn.”