In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Soorten kosten
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les...
Opg Vraagcurve
Prijselasticiteit
Inkomenselasticiteit
Kruiselingse elasticiteit
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Vraag 11 en 15
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Na deze les weet je..
wat hoeveelheidsvariatie betekent
wat prijsvariatie betekent
het verschil tussen constante en variabele kosten zijn
kun je voorbeelden van constante en variabele kosten opnoemen
hoe je de totale kostenfunctie kunt opstellen
hoe je de kostenfunctie grafisch kunt weergeven
hoe je het break-even punt kunt bereken en in een grafiek weergeven
Slide 9 - Tekstslide
H2 Het aanbod van de producenten
Doel => winst => Opbrengsten (pxq) > kosten
We onderscheiden twee situaties:
* hoeveelheidsvariatie of hoeveelheidsaanpassing
=> homogene goederen bv de koffieplanter
* prijsvariatie of prijszetting
Slide 10 - Tekstslide
Hoeveelheidsaanpasser
De producent kan de verkoopprijs van zijn product nauwelijks beïnvloeden.
Slide 11 - Tekstslide
Prijsvariatie
De producent kan de verkoopprijs wel beïnvloeden
Slide 12 - Tekstslide
Soorten kosten
Constante kosten
Ook wel vaste kosten genoemd, deze kosten veranderen niet met de productieomvang.
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeelden constante kosten
Slide 14 - Woordweb
Variabele kosten
Variabele kosten hebben een direct verband met de omzet. Deze kosten veranderen met de productieomvang.
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeelden van variabele kosten:
Slide 16 - Woordweb
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
De variabele kosten bedragen $35,- per product. De totale constante kosten bedragen $30.000. De verkoopprijs is $ 75,- per product. De juiste TK functie:
A
TK= 75q+ 30.000
B
TK = 30.000
C
TK = 35q + 30.000
D
TK = 40q + 30.000
Slide 19 - Quizvraag
De variabele kosten bedragen AWG.2000,- per product. De totale constante kosten bedragen AWG. 1.000.000,-. De verkoopprijs is AWG. 5000,- per product. Geef de TO en de TK functie weer:
Slide 20 - Open vraag
Break-even-punt
Het break-even-punt is het punt waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt.
Dus, bij het break-even-punt geldt: TO = TK
Slide 21 - Tekstslide
Voorbeeld
Stel dat voor een product geldt:
- kosten per product zijn € 5
- er is € 10 aan constante kosten.
- verkoopprijs is € 10 per stuk
Bereken het break-even punt
Slide 22 - Tekstslide
Uitwerking
Stap 1 : Stel de TO-functie op
TO = 10q
Stap 2 : Stel de TK-functie op
TK = 5q + 10
Stap 3: Stel TO = TK ( break-even punt)
10q = 5q + 10
5q = 10
q = 10/5 = 2
Slide 23 - Tekstslide
Grafiek
Slide 24 - Tekstslide
De prijs van het product is € 40 Het bedrijf kan maximaal 250 producten maken De totale constante kosten zijn € 3.000 De variabele kosten per product zijn € 16 Bereken het break-even punt en geef dit weer in een grafiek.