In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
zinsdelen benoemen
Vandaag
- Lezen (10 min.)
- bespreken opdracht 4 en 5, blz. 69
- Testje grammatica zinsdelen
- M. opdracht 6, blz. 70
Slide 1 - Tekstslide
zinsdelen benoemen
Vandaag
Lezen (10 min.)
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Opdracht 4
De pv is onderstreept. 1 Zulke platte horloges (ow) / zijn / vaak / behoorlijk prijzig. ng = zijn [behoorlijk prijzig] 2 Lijken / die verhalen van Tom (ow) / jou / overdreven? ng = lijken [overdreven] 3 Bij de meisjes / blijkt / Matthijs (ow) / enorm populair. ng = blijkt [enorm populair] 4 Die jurk (ow) / is / je / veel te wijd. ng = is [veel te wijd] 5 Uiteindelijk / bleek / de straling van telefoontjes (ow) / onschadelijk. ng = bleek [onschadelijk] 6 De Efteling (ow) / lijkt / ons / een bijzonder leuk attractiepark. ng = lijkt [een bijzonder leuk attractiepark] 7 Blijven / die toetsen van Engels (ow) / dit jaar / zo moeilijk? ng = blijven [zo moeilijk] 8 Veel beter / worden / die tekeningen van Lars (ow) / niet. ng = worden [veel beter]
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 5
De pv is onderstreept. 1 Onze gymdocent (ow) / wil / superfit / blijven. ng = wil [superfit] blijven 2 Is / je nieuwe slaapkamer (ow) / een beetje mooi / geworden? ng = is [een beetje mooi] geworden 3 Anton Geesink (ow) / is / een vooraanstaand NOC-lid / geweest. ng = is [een vooraanstaand NOC-lid] geweest 4 Die uitwedstrijden tegen Dynamo (ow) / zullen / bijzonder lastig / blijven. ng = zullen [bijzonder lastig] blijven 5 Wie van deze renners (ow) / zou / de snelste sprinter / zijn? ng = zou [de snelste sprinter] zijn 6 Zo ziek als een hond / ben / ik (ow) / geweest. ng = ben [zo ziek als een hond] geweest 7 Kan / FC Zwolle (ow) / kampioen van de Jupiler League / worden? ng = kan [kampioen van de Jupiler League] worden 8 Dat nieuwe boek van Francine Oomen (ow) / schijnt / best leuk / te zijn. ng = schijnt [best leuk] te zijn
Slide 4 - Tekstslide
Stappenplan naamwoordelijk gezegde
Zoek pv en andere werkwoorden in de zin. • Stel de vraag: heeft het belangrijkste werkwoord een duidelijke betekenis? • Zo ja, dan zijn de werkwoorden samen het werkwoordelijk gezegde. • Zo nee: zoek een aanvulling bij de werkwoorden die iets zegt over het onderwerp. Werkwoorden + aanvulling zijn samen het naamwoordelijk gezegde.
Slide 5 - Tekstslide
Noem het naamwoordelijk gezegde: Hij blijkt een goede surfer te zijn.
A
Blijkt te zijn
B
Hij blijkt te zijn
C
Blijkt een goede surfer te zijn
D
Een goede surfer
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin: De afwas doen blijft vervelend.
A
Blijft
B
Doen blijft
C
Doen vervelend
D
Blijft vervelend
Slide 7 - Quizvraag
Hongerige kinderen zijn vaak behoorlijk lastig.
Wat is het naamwoordelijk gezegde (NG)?
A
zijn [lastig]
B
zijn [behoorlijk lastig]
C
zijn [vaak behoorlijk lastig]
D
er is geen NG
Slide 8 - Quizvraag
Welke zinnen hebben een naamwoordelijk gezegde?
A
De kapper knipt het haar.
B
De kapper wordt ongeduldig.
C
Het meisje is bang.
D
Het meisje loopt weg.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is in de volgende zin het naamwoordelijk gezegde? Piet blijft altijd de jongste in het gezin.
A
blijft
B
Piet blijft
C
blijft altijd
D
blijft de jongste
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Dit schooljaar schijnt een groot succes te worden!
A
schijnt te worden
B
schijnt een succes te worden
C
schijnt een groot succes te worden
D
Deze zin bevat een werkwoordelijk gezegde.
Slide 11 - Quizvraag
'Waarschijnlijk wordt dit de beste dag van mijn leven.' Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
dit
B
wordt de beste dag van mijn leven
C
de beste dag van mijn leven
D
dit wordt de beste dag van mijn leven
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk gezegde van de volgende zin: De lieve jongen blijft altijd heel aardig.
A
de lieve jongen blijft
B
blijft
C
blijft heel aardig
D
blijft altijd heel aardig
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk gezegde? 'Volgens veel mensen is december de gezelligste maand van het jaar.'
A
Volgens veel mensen
B
de gezelligste maand van het jaar
C
is de gezelligste maand van het jaar
D
december is de gezelligste maand van het jaar
Slide 14 - Quizvraag
Maken
Opdracht 6, blz. 70
Slide 15 - Tekstslide
Evaluatieopdracht:
Kies minimaal één van de onderstaande opdrachten.
- Schrijf één nieuw ding op dat je geleerd hebt.
- Schrijf één ding op waar je beter in geworden bent.
- Schrijf één ding op waarbij je een ander hebt geholpen