Voorbeelden van markten (goederen/dienstenmarkt, arbeidsmarkt, vermogensmarkt, valutamarkt)
Budgetonderzoek
Omzet = prijs x afzet --> in indexcijfers: indexcijfer omzet = (indexcijfer prijs x indexcijfers afzet)/100
Goede oefenopgaves:
- 1.3 en 1.7
Slide 3 - Tekstslide
Abstracte markt
Concrete markt
Vragers en aanbieders komen direct met elkaar in contact
Vragers en aanbieders ontmoeten elkaar op bepaalde tijden
Er is geen plaats waar vragers een aanbieders elkaar ontmoeten.
Vlooienmarkt
Oliemarkt
Automarkt
Slide 4 - Sleepvraag
De economie in een land trekt aan. De kledingprijzen zijn gestegen met 3,2%. Het volume is gestegen met 4,8%. Met hoeveel procent is de omzet gestegen (één decimaal)?
Slide 5 - Open vraag
Maar dan: breekt de coronacrisis uit: de omzet daalt drastisch (met 20%) de prijzen dalen met 14%, met hoeveel procent is het volume/de afzet gedaald?
Slide 6 - Open vraag
Individuele vraagfunctie
Verschuiving van de vraaglijn en langs de vraaglijn
Van een individuele naar collectieve vraagfunctie
Slide 7 - Tekstslide
H2: Vraag, op zoek naar een spijkerbroek
Prijselasticiteit van de vraag (Ev)
Inkomenselasticiteit (Ey of Ei)
Kruiselingse prijselasticiteit (Ek)
Slide 8 - Tekstslide
Prijselasticiteit
Relatief inelastische vraag
Relatief elastische vraag
Volkomen inelastische vraag
Primaire goederen
Luxe goederen
Slide 9 - Sleepvraag
Kruiselingse- prijselasticiteit
Complementaire goederen
Substitutiegoederen
Geen verband tussen goederen
Slide 10 - Sleepvraag
Inkomenselasticiteit
Luxe goederen
Inferieurie goederen
Indifferente goederen
Noodzakelijke goederen
Slide 11 - Sleepvraag
Gegeven is de volgende vraagfunctie: Qv = -500P + 80.000. De prijs stijgt van 40 naar 44 euro. Bereken de prijselasticiteit:
timer
3:00
Slide 12 - Open vraag
De vraag naar dit product is...
A
Elastisch
B
Inelastisch
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer de prijselasticiteit -5 is en de prijs stijgt met 10%. Dan zal de omzet?
Variabele kosten, constante kosten, totale kosten, gemiddelde kosten (zie tabel aan het eind van het hoofdstuk!)
Progressief (GVK stijgt bij meer productie), degressief (GVK daalt bij meer productie), proportioneel variabele kosten (GVK blijft gelijk bij meer productie)
Slide 17 - Tekstslide
Marco wil een bedrijfje beginnen. Voordat hij start verzamelt hij alle gegevens, zodat hij met een break-even-analyse de risico’s kan inschatten: De consumentenprijs van zijn product is € 24,78. De inkoopprijs van dit product is € 8,50, De totale constante kosten schat hij op € 6.800, De overige variabele kosten per product schat hij op € 11 Van capaciteitsproblemen denkt hij geen last te hebben. Stel de TO functie op:
Slide 18 - Open vraag
Marco wil een bedrijfje beginnen. Voordat hij start verzamelt hij alle gegevens, zodat hij met een break-even-analyse de risico’s kan inschatten: De consumentenprijs van zijn product is € 24,78. De inkoopprijs van dit product is € 8,50, De totale constante kosten schat hij op € 6.800, De overige variabele kosten per product schat hij op € 11 Van capaciteitsproblemen denkt hij geen last te hebben. Stel de TK functie op:
Marco wil een bedrijfje beginnen. Voordat hij start verzamelt hij alle gegevens, zodat hij met een break-even-analyse de risico’s kan inschatten: De consumentenprijs van zijn product is € 24,78. De inkoopprijs van dit product is € 8,50, De totale constante kosten schat hij op € 6.800, De overige variabele kosten per product schat hij op € 11 Van capaciteitsproblemen denkt hij geen last te hebben. Bij welke afzet draait hij break-even?
Slide 21 - Open vraag
Neem de grafiek over en arceer de omzet wanneer er break-even wordt gedraaid
Slide 22 - Open vraag
Bij welke afzet is de winst maximaal?
A
Geel
B
Paars
C
Groen
Slide 23 - Quizvraag
Maximale winst arceren
Slide 24 - Tekstslide
Maximale winst berekenen
1. Bepaal MO en bepaal MK (meestal gegeven)
MO = extra opbrengst als je 1 product meer verkoopt
te bepalen door de afgeleide van TO te nemen
MK = extra kosten als je 1 product meer verkoopt
te bepalen door de afgeleide van TK te nemen
Slide 25 - Tekstslide
Gegeven: TO = 16q. Bepaal MO. Noteer je antwoord als MO = ...
Slide 26 - Open vraag
Gegeven: TK = 0,5q^2 + 4q. Bepaal MK. Noteer je antwoord als MK = ...
Slide 27 - Open vraag
Maximale winst berekenen
2. Stel MO en MK aan elkaar gelijk. Dan weet je bij welke afzet de winst maximaal is.
Slide 28 - Tekstslide
Gegeven: MO = 16 en MK = q + 4. Bij welke afzet is de winst maximaal?
Slide 29 - Open vraag
Gegeven is: TO = 16q en TK = 0,5q^2 + 4q. Winst is maximaal als q = 12. Hoeveel is de maximale winst?
Slide 30 - Open vraag
Aan de slag
- Leren voor de toets, bijvoorbeeld door:
- de samenvattingen door te nemen + daarna te oefenen