tekst 14 Het Houten Paard

tekst 14 Het Houten Paard

je beantwoordt aan de hand van de tekst en je vertaling de volgende vragen
- houdt je vertaling en boek dus bij de hand ;)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

tekst 14 Het Houten Paard

je beantwoordt aan de hand van de tekst en je vertaling de volgende vragen
- houdt je vertaling en boek dus bij de hand ;)

Slide 1 - Tekstslide

1 Τάχα οἱ Τρῶες ἔμαθον, ὅτι οὐκέτι παρῆσαν οἱ Ἕλληνες.
- welke tijd is ἔμαθον?
A
praes
B
impf
C
perf
D
aor

Slide 2 - Quizvraag

1 Τάχα οἱ Τρῶες ἔμαθον, ὅτι οὐκέτι παρῆσαν οἱ Ἕλληνες. - leg het verschil uit tussen de verschillende tijden van de PV's

Slide 3 - Open vraag

Ἔχαιρον δὲ καὶ πάντοσε ἔβαινον·
- wie is het onderwerp van deze PV's?
A
Trojanen en Grieken
B
ik
C
Trojanen
D
Grieken

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Waarom welke naamval?

Opdracht:
verbind de functie(s)
met de juiste naamval.
Nominativus
Genitivus
Dativus
Accusativus
Onderwerp
van de zin
Lijdend voorwerp
van de zin
Meewerkend
voorwerp
Bijvoeglijke
bepaling
Bijwoordelijke
bepaling
Moet door werkwoord
Moet van andere
voorzetsels
Naamwoordelijk deel
van het gezegde

Slide 6 - Sleepvraag

οἱ μὲν ἔβαινον εἰς τὴν χώραν, οὗ ἀεὶ ἦσαν αἱ
τῶν Ἑλλήνων σκηναί, οἱ δὲ εἰς τὴν ᾐόνα, οὗ
5 ἦν τὰ πλοῖα.
- welke naamval is τῶν Ἑλλήνων?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 7 - Quizvraag

οἱ μὲν ἔβαινον εἰς τὴν χώραν, οὗ ἀεὶ ἦσαν αἱ
τῶν Ἑλλήνων σκηναί, οἱ δὲ εἰς τὴν ᾐόνα, οὗ
5 ἦν τὰ πλοῖα.
- welke functie heeft τῶν Ἑλλήνων?
A
bijv.bep
B
bijw.bep
C
aanvulling vz
D
aanvulling ww

Slide 8 - Quizvraag

οἱ μὲν ἔβαινον εἰς τὴν χώραν, οὗ ἀεὶ ἦσαν αἱ
τῶν Ἑλλήνων σκηναί, οἱ δὲ εἰς τὴν ᾐόνα, οὗ
5 ἦν τὰ πλοῖα.
- welke naamval is ᾐόνα?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 9 - Quizvraag

οἱ μὲν ἔβαινον εἰς τὴν χώραν, οὗ ἀεὶ ἦσαν αἱ
τῶν Ἑλλήνων σκηναί, οἱ δὲ εἰς τὴν ᾐόνα, οὗ
5 ἦν τὰ πλοῖα.
- welke functie heeft ᾐόνα?
A
ND
B
bijw.bep
C
aanvulling vz
D
LV

Slide 10 - Quizvraag

5 οὗ ἦν τὰ πλοῖα. - vertaal je met 'waar de schepen waren', maar τὰ πλοῖα is meervoud en ἦν enkelvoud. Welke regel is hier van kracht?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Ἐνταῦθα δ᾽ εἶδον ἵππον ξύλινον μέγιστον. waarom staat de pv hier in de aoristus?
A
het is een eenmalige handeling
B
het is een afgerond proces
C
het is achtergrond info
D
het is een voortdurende situatie

Slide 13 - Quizvraag

Μάλα δ᾽ ἐθαύμαζον καὶ ἐβούλευον περὶ τοῦ πράγματος.

welke werkwoordtijden zie je hier om welke reden?
A
imperfectum - achtergrond info
B
imperfectum - om er aandacht op te richten
C
imperfectum - voortdurende situatie
D
aoristus - verleden tijd

Slide 14 - Quizvraag

τοῦ πράγματος
- leg in eigen woorden uit wat dit inhoudt

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Οἱ μὲν τὸν ἵππον πυρὶ διαφθείρειν ἤθελον, ...
ἤθελον is een verleden tijd en heeft dus een augment. Van welk woord is ἤθελον afkomstig?
A
θελ-
B
ἐθελ-
C
ἠθελ-
D
ἀθελ-

Slide 17 - Quizvraag

Οἱ μὲν τὸν ἵππον πυρὶ διαφθείρειν ἤθελον, οἱ δ᾽ εἶπον· benoem de vorm εἶπον. (persoon, getal, modus (= ind, inf, imper), tijd)

Slide 18 - Open vraag

Οἱ μὲν τὸν ἵππον πυρὶ διαφθείρειν ἤθελον, οἱ δ᾽ εἶπον· - wat is de naamval en functie van πυρι?
A
gen - bijv.bep.
B
dat - bijw.bep
C
nom - ond
D
gen - aanvulling werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Οἱ Ἕλληνες τὸν ἵππον ἔλιπον ὡς δῶρον τῇ Ἀθηνᾷ· - voor wie was het paard, volgens deze regel?
A
B
C
voor de Grieken
D
voor de Trojanen

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

εἰ δ᾽ αὐτὸν ἐν τῇ Τροίᾳ ἔχομεν, τοὺς Ἕλληνας οὐκέτι φυλάττει ἡ θεά, ἀλλ᾽ ἡμᾶς.»
- wie/wat wordt er bedoeld met αὐτὸν
A
De stad
B
De god
C
Het paard
D
Hektor

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

maak een foto van je vertaling (ook als je deze nog niet helemaal af hebt)

Slide 24 - Open vraag

Maak bij de volgende 10 regels (11 t/m 20) -
10 verschillende vragen - over werkwoorden, naamvallen, inhoud; gebruik als voorbeeld de vragen in deze LessonUp
- schrijf ze op & maak een foto

Slide 25 - Open vraag