2H grammatica les 3
1 / 15
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de pv in de volgende zin:
Wat heb je gekocht in de winkel?
Wat heb je gekocht in de winkel?
A
Wat
B
heb
C
je
D
gekocht
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de wg in de volgende zin:
Het kleine kindje is aan het lezen.
Het kleine kindje is aan het lezen.
Slide 7 - Open vraag
Wat is het onderwerp in de zin? Benoem ook wat voor onderwerp het is.
Het sneeuwde zondag de hele dag.
Het sneeuwde zondag de hele dag.
Noteer als volgt:
zinsdeel = onderwerp
Slide 8 - Open vraag
Wat is het eigenlijke onderwerp en wat is het plaatsonderwerp?
Er worden 100 mensen verwacht.
Er worden 100 mensen verwacht.
Noteer als volgt:
Eigenlijk onderwerp = ...
Plaats-onderwerp = ...
Slide 9 - Open vraag
Zit er een lv in de volgende zin? Zo ja, wat is het lv?
De boer en zijn schapen gaan naar het weiland.
De boer en zijn schapen gaan naar het weiland.
Slide 10 - Open vraag
Wat is het lv in de volgende zin:
Mijn ouders hebben voor ons sushi gemaakt.
Mijn ouders hebben voor ons sushi gemaakt.
Slide 11 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
Hij is op de fiets gekomen.
Hij is op de fiets gekomen.
Slide 12 - Open vraag
Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Slide 13 - Open vraag
Wat is de congruentiefout in de volgende zin:
Veel mensen woonde vroeger in een dorp of gehucht.
Veel mensen woonde vroeger in een dorp of gehucht.
Slide 14 - Open vraag
Wat snap je nu en waar heb je nog moeite mee?
