4.1 en 4.2 - Bescherming & Afweer + herhaling thema 5

Welke long is het kleinst?
Waarom?
A
Rechterlong. Het hart zit aan die kant.
B
Rechterlong. De maag zit aan die kant
C
Linkerlong. Het hart zit aan die kant.
D
Linkerlong. De maag zit aan die kant.
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welke long is het kleinst?
Waarom?
A
Rechterlong. Het hart zit aan die kant.
B
Rechterlong. De maag zit aan die kant
C
Linkerlong. Het hart zit aan die kant.
D
Linkerlong. De maag zit aan die kant.

Slide 1 - Quizvraag

homeostase =Het vermogen om het inwendig milieu (lichaamsvloeistoffen) voor de cellen zo constant mogelijk te houden

Waar ging het ook alweer over? 
Thema 5
Neem deel aan de LessonUp via je laptop!

opdr 33 t/m 36 

Slide 2 - Tekstslide

'Homeostase' = Het vermogen om het
inwendig milieu (lichaamsvloeistoffen)
voor de cellen zo constant mogelijk te houden

Welke dingen houden we constant?

Slide 3 - Woordweb

Thema 5 Gaswisseling & Uitscheiding

Basisstof 1 Gaswisseling
Basisstof 2 Longventilatie
Basisstof 3 De lever
Basisstof 4 De nieren
Basisstof 5 De huid

Slide 4 - Tekstslide

Ik beheers de stof van H5 Gaswisseling en Uitscheiding
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Video

Zit het al in jullie lange termijn geheugen? (= geleerd)

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de 3 stappen
in vorming van urine?

Slide 8 - Open vraag

5.4 Nieren

  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 9 - Tekstslide

Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Stap 7:
Stap 0:  Je bent flink aan het sporten geweest, je hebt gezweet
Sensoren in de hypothalamus registeren een te hoge osmotische waarde (te weinig water in bloed).

De hypothalamus wordt hierdoor gestimuleerd om ADH te maken en via hypofyse uit te scheiden
Via de hypofyse komt ADH in het bloed.

ADH bereikt de nieren en nieren gaan minder water uitscheiden.

De osmotische waarde van het bloed daalt.

Sensoren in de hypothalamus registeren de lagere osmotische waarde.

De hypo-thalamus wordt geremd in de afgifte van ADH.

Slide 10 - Sleepvraag

Zweten vs. kippenvel

Slide 11 - Tekstslide

Thermoregulatie in de huid:
oorzaak en gevolg.
Sleep de gebeurtenis naar het bijbehorende effect. 
Er komt minder bloed onder het oppervlak van de huid. Daardoor vindt er minder warmteverlies plaats.
Haartjes gaan recht overeind staan. Hierdoor wordt de stroom van (koude lucht bemoeilijkt. Het lichaam koelt minder af
Verdamping van vloeistof op de huid onttrekt warmte aan het lichaam. Dit geeft een koelend effect.
De huid wordt rood en straalt veel warmte af
zweetafgifte
vernauwen van slagadertjes in lederhuid
verwijden van slagadertjes in lederhuid
samentrekken van haarspiertjes

Slide 12 - Sleepvraag

  1. a. Welke verschillen zijn er tussen de bloedvaten in de twee afbeeldingen?
  2. b. De warmte-uitwisseling tussen het bloed in de slagader en het bloed in de naastgelegen ader is het grootst in welke afbeelding?
  3. c. (2p) In welke afbeelding is de omgevingstemperatuur het laagst?
               Leg je antwoord uit.

5.5 De Huid - opdr 36
In de ledematen van bepaalde zoogdieren kan het bloed in de richting van het hart worden vervoerd door aders die aan de oppervlakte liggen, en door aders die dicht langs de slagaders lopen (zie afbeelding 1 en 2).

Slide 13 - Tekstslide

T6 AFWEER
T6 AFWEER
Beginnen met stukje nostalgie uit 1986

Slide 14 - Tekstslide

5

Slide 15 - Video

00:33
Wat produceren planten dat wij inademen?

Slide 16 - Open vraag

00:48
Waarom verkleuren de rode bloedcellen nu ineens?

Slide 17 - Open vraag

01:00
Wat zijn de kleine 'mannetjes' met veel armpjes? Wat is hun functie?
(bonusvraag: waar vindt je dit terug in de Binas?)

Slide 18 - Open vraag

01:11
Wat zijn de politieagenten die deze vreemde gasten aanvallen?

Slide 19 - Open vraag

01:26
Deze laatste afweerreactie tegen bacterien (ze infecteren een wond) vindt plaats met kleine witte 'robotjes'. Wat zouden die voorstellen?

Slide 20 - Open vraag

Bescherming 
We worden ziek door pathogenen = ziekteverwekkers 
Als deze binnendringen in je lichaam/cellen noemen we dit infectie



  • Wat voor soort 'cellen' kunnen pathogenen zijn?
  • welke rol zou koorts spelen bij een infectie? 
  • waarom krijg je soms antibiotica voorgeschreven? (wanneer heeft dit geen zin?)

Slide 21 - Tekstslide

Eerste verdedigingslinie
Extern, aspecifiek:
  • Mechanische afweer :
    huid, slijmvliezen. 

       
  • Chemische afweer:
    zoutzuur in maagsap, pH huid
*(basaal membraan)
(huid heeft ook rol bij thermoregulatie, bescherming tegen uitdroging en UV-licht)

Slide 22 - Tekstslide

Afweer bij planten
mechanische afweer:
- stekels en doornen

chemische afweer:
- (bittere) smaak
- zure stoffen
- signaal stoffen (vb. rups en sluipwesp)

Slide 23 - Tekstslide

Bescherming
Lees evt. 6.1 door 
Maak opdrachten 1 t/m 3. 

inhalen 
5.3 en 5.4 Lever en Nier opdrachten
23 t/m 26, en 27 t/m 31
( afmaken 1 t/m 9 + 11 + 15 t/m 20)
Klaar? Examentrainer H5

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide




https://www.jellinek.nl/preventie/horeca/drugs-test-service/

Slide 26 - Tekstslide

6.2 Afweer

Slide 27 - Tekstslide

Tweede verdedigingslinie:
Afweer door het imuunsysteem (witte bloedcellen)  

  • Aangeboren = (niet specifiek, tegen alle lichaamsvreemde stoffen)
    macrofaag/fagocyt* 



  • Aangeleerd / verworven = (wel specifiek, je moet eerst ziek zijn geweest en geheugencellen aanmaken).  
  B- en T-cellen  

Slide 28 - Tekstslide

NB!
Binas
84 J t/m N

Slide 29 - Tekstslide

Bio olympiade '23 - vraag 38: had ik het correct? 

Slide 30 - Tekstslide

Aantekening 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Cellulaire afweer
Humorale afweer
B-cellen maken antistoffen die binden aan ziekte-verwekkers
T-cellen prikken geïnfecteerde lichaamscellen kapot

Slide 33 - Tekstslide

6.2 Afweer
Lees blz. 114-120
Maak (1, 2, 3) + 5 t/m 11  + Context 13 - wereldziektes

Klaar? Maak examen- trainer van Thema 5. 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Herhaling typen afweer
Niet specifieke afweer (barriëres en fagocyten)
Specifieke afweer (door T cellen en B cellen)

Slide 36 - Tekstslide