In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
1
WELKOM!
2
Lesboek, pen en je schrift
Groter scherm, telefoon + laders
Je hebt nodig:
Inloggen bij:
Slide 1 - Tekstslide
Startopdracht
Hanneke uit klas T2 tikt achter elkaar drie appjes. Bedenk naar wie ze welk bericht stuurt.
Slide 2 - Tekstslide
1. ‘Weet nie of ik mag. We gaan di weg en moeten ma inpakken enzo :-S Ik vraag het wel ff’
A
vader of moeder
B
trainer
C
vriend(in) of klasgenoot
Slide 3 - Quizvraag
2. ‘Mag ik maandag met Celine naar het zwembad? Ik betaal zelf wel!’
A
vader of moeder
B
trainer
C
vriend(in) of klasgenoot
Slide 4 - Quizvraag
3. ‘Hallo, ik wilde even vragen: wanneer is de laatste training voor de vakantie? Vanavond of volgende week? Alvast bedankt!’
A
vader of moeder
B
trainer
C
vriend(in) of klasgenoot
Slide 5 - Quizvraag
Tekst en publiek
Om zijn schrijfdoel te bereiken, houdt een schrijver rekening met zijn publiek, lezers. Bijvoorbeeld: jongeren, sportliefhebbers, ouderen. Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan:
Het onderwerp;
Het taalgebruik;
De bron;
De lay-out (opmaak).
Slide 6 - Tekstslide
Het onderwerp
Een tekst over popmuziek is meestal voor jongeren bedoeld. Een tekst over wat je kunt doen na je pensioen is vooral bedoeld voor ouderen.
Slide 7 - Tekstslide
Het taalgebruik
Teksten in jongerentijdschriften hebben korte zinnen, weinig moeilijke woorden en meer moderne woorden. In teksten voor jongeren wordt de lezer met ‘je’ aangesproken.
Teksten in tijdschriften voor volwassenen hebben vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden. In teksten voor volwassenen kan de lezer ook met ‘u’ worden aangesproken.
Slide 8 - Tekstslide
De bron
Een tekst in het tijdschrift 'AutoWeek 'is bedoeld voor autofans, 'Voetbal International' voor fans van voetbal en 'Cosmopolitan' voor mode- en make-upfans.
Slide 9 - Tekstslide
De lay-out (opmaak)
In jongerentijdschriften zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen. Teksten voor volwassenen zien er vaak neutraler uit dan teksten voor jongeren.
Slide 10 - Tekstslide
Klassikale opdracht
Bekijk en lees tekst 1 en 2.
Let goed op: het onderwerp, het taalgebruik, de bron en de lay-out.
Slide 11 - Tekstslide
Bepaal het publiek van tekst 1.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het publiek van tekst 1? Waaraan heb je dat gezien?
Slide 13 - Woordweb
Bepaal het publiek van tekst 2.
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het publiek van tekst 2? Waaraan heb je dat gezien?