maw 2.1, 2.2 en 2.3

2.1 Groepsvorming 
  • Je kunt het kernconcept groepsvorming toepassen in een vreemde context 
  • Je kent de verschillende typen bindingen
  • Je kunt uitleggen wat formele en informele sociale controle en groepen inhouden
  • Je kunt omschrijven wat er met in en uitsluiting wordt bedoelt
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.1 Groepsvorming 
  • Je kunt het kernconcept groepsvorming toepassen in een vreemde context 
  • Je kent de verschillende typen bindingen
  • Je kunt uitleggen wat formele en informele sociale controle en groepen inhouden
  • Je kunt omschrijven wat er met in en uitsluiting wordt bedoelt

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Groepsvorming 
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepsvorming
Leg uit dat er bij pestgedrag sprake is van groepsvorming. Gebruik in je antwoord het kernconcept. 

Ik weet... Ik lees... Dat betekent... 

Tussen wie ontstaan er bindingen?
Hoe beïnvloeden zij elkaar? (welke norm delen ze)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERSCHILLENDE SOORTEN BINDINGEN
GEVOEL

affectief
GELD

economisch
KENNIS

cognitief
POLITIEK

politiek 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort binding is er in de volgende voorbeelden sprake?
(politiek, affectief, cognitief, economisch)
  • Een kind krijgt te horen hoeveel zijn vader van hem houdt.
  • Een moeder geeft haar kind zak- en kleedgeld.
  • Een werknemer krijgt een salarisverhoging van zijn werkgever.
  • Een stagiair loopt stage, maar krijgt geen stagevergoeding.
  • Uit een onderzoek blijkt dat veel mensen liever een compliment van hun leidinggevende krijgen dan een salarisverhoging.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ingroup
De groep mensen die bij de groep horen
Outgroup
De groep mensen die niet bij de groep horen
(kunnen/willen/mogen)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formele groepen
Informele groepen
  • Er is sprake van een hiërarchie
  • Alle leden van de groep hebben een rol
  • Regels zijn vastgelegd op papier
  • Er zijn doelen en normen voor de groep
  • Bijvoorbeeld: bedrijfsafdeling
  • Mensen kennen elkaar goed en  voelen zich emotioneel met elkaar verbonden
  • Geen officiële of vastliggende afspraken
  • Rollenstructuur is flexibel
  • Bijvoorbeeld: vriendengroep

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale controle: 

Wanneer mensen anderen ertoe dwingen om zich te houden aan de normen van de groep.
informeel: Wanneer groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de groep.

formeel: Wanneer mensen vanuit hun beroep of functie anderen op de regels wijzen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is er in de volgende voorbeelden sprake van formele of informele sociale controle?
  • Leerlingen op een feest buiten schooltijd die een medeleerling aanspreken op gedrag.
  • Een trainer die een speler op de reservebank laat zitten bij een wedstrijd omdat deze speler veel trainingen heeft gemist.
  • Collega's die elkaar bij de postvakjes de laatste roddels vertellen.
  • De gemeenteraadsleden van jouw lokale gemeente die de burgemeester en wethouders controleren.
  • Je familieleden die tijdens een feestje altijd naar jouw cijfers vragen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stereotypen en vooroordelen
Stereotypen geven een overdreven of ongenuanceerd beeld van een groep mensen.

Dat kan leiden tot een vooroordeel:
een vooringenomen oordeel over
iemand of iets zonder dat je 
de persoon kent

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weektaak 
  • Lees paragraaf 2.1
  • Maak opdrachten 1 en 2 uit het werkboek (blz. 28 en 29).

  • Klaar? Lees dan paragraaf 2.2 en maak opdracht 10 (blz. 37). 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Sociale cohesie 
  • Je kunt drie factoren benoemen die de sociale cohesie beïnvloeden. 
  • Je kunt uitleggen wat het kernconcept sociale cohesie inhoudt.
  • Je kunt het kernconcept sociale cohesie toepassen in een vreemde context.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen!
  • De overheid kan beslissen of migranten wel of niet mogen blijven. Welke binding herken je?
  • Socialisatie bestaat uit het ... en verwerven van een cultuur. Welk woord moet op de puntjes?
  • Bij dit woord gaat het om het aanleren van een cultuur waar je zelf in geboren bent. Om welk woord gaat het? 
  • Als een leerling wordt aangesproken door de conciërge dat hij zijn afval moet oppakken dan spreken we van ... sociale controle.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt de samenleving bijeen?
  • Gedeelde waarden en normen > saamhorigheidsbesef
  • Wederzijdse afhankelijkheid > solidariteit (mensen zijn verbonden met elkaar en van elkaar afhankelijk)
  • Dwang > opgelegde vorm van binding

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale cohesie 
Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, verantwoordelijkheid voelen voor elkaars welzijn en een beroep op anderen kunnen doen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatieve kanten van sociale cohesie 


  • Sterke cohesie BINNEN groepen = slechte cohesie TUSSEN groepen
  • Groepen tegenover elkaar

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe passen we dat toe? 
Omschrijf eerst wie er bindingen hebben met elkaar, je kan hier iets zeggen over het aantal en kwaliteit van de bindingen
 
Leg dan uit waaraan je kunt zien dat er wel/geen sociale cohesie is. Kies uit 1 van de 4 opties van het kernconcept en pas dat toe. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord

Er wordt een binding aangegaan tussen de fans van Liverpool. Het zingen van "You'll never walk alone" voor een wedstrijd zorgt voor sociale cohesie omdat door het zingen van het clublied de fans zich met elkaar verbonden voelen. Ze voelen zich zo meer lid van dezelfde groep, namelijk Liverpool fans. Zo versterkt het samen zingen de sociale cohesie.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
  • In een twee of een drietal.
  • Vul het werkblad helemaal in: oefen met het kernconcept sociale cohesie.
  • Vraag 3 lever je in via de mentimeter.
  • Klaar? paragraaf 2.1 opdrachten 1 en 2 uit het werkboek (blz. 28 en 29). paragraaf 2.2 opdracht 10 (blz. 37). 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken vraag 3: toepassen van het kernconcept. 

  • Vul je antwoord in via Mentimeter.
  • We bespreken welk antwoord we het best vinden en waarom, waar moet je op letten? 
timer
4:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Sociale instituties 

  •  Je leert wat het kernconcept sociale institutie is 
  • Je kunt voorbeelden noemen van sociale instituties 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het huwelijk: formele regels
Wat zegt de wet? (formele regels!)
- Een huwelijk kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van gelijk geslacht. 
- Om een huwelijk te mogen aangaan moeten een man en een vrouw de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt. 
- Een huwelijk mag niet worden gesloten tussen hen die elkander, hetzij van nature hetzij familierechtelijk, bestaan in de opgaande en in de nederdalende lijn of als broeders, zusters of broeder en zuster. 
- Een persoon kan tegelijkertijd slechts met één andere persoon door 
het huwelijk verbonden zijn. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het huwelijk: informele regels
Ook informele regels!
Open huwelijk.
Taakverdeling in huishouden
Samenwonen: eerst trouwen of niet
Kinderen: eerst trouwen of niet


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernconcept sociale institutie

Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.

Allerlei sociale regels in een samenleving die ons verbinden of ons juist verdelen. Hoe gaan we daarmee om? 


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale instituties

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 kenmerken van sociale instituties
1. Buiten het individu om
2. Lange traditie
3. Vrij stabiel, maar wel veranderlijk door de samenleving
4. Niet alleen gebaseerd op dwingende of wettelijke macht, maar berusten vaak op moreel gezag;
5. Dwingend

Slide 30 - Tekstslide

pagina 39
Aan de slag! 
Flink aan de slag in hoofdstuk 2! 

2.1: opdrachten 1 en 2
2.2: opdracht 8
2.3 opdracht 14

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies