Aeneis r. 1-11
1 / 15
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het antecedent van qui (r.1)?
Slide 3 - Open vraag
Welk gebruik van de ablativus is fato (r.2)?
A
causae (oorzaak)
B
instrumenti (middel)
C
modi (manier)
D
seperationis (verwijdering)
Slide 4 - Quizvraag
Waarmee vormt Lavinia (r.2) een hyperbaton?
Slide 5 - Open vraag
Welk gebruik van de ablativus is vi (r.2)?
A
causae (oorzaak)
B
instrumenti (middel)
C
modi (manier)
D
seperationis (verwijdering)
Slide 6 - Quizvraag
Waarmee vormt saevae (r.4) een hyperbaton?
Slide 7 - Open vraag
Waarmee vormt memorem (r.4) een hyperbaton?
Slide 8 - Open vraag
ob iram (r. 4): Leg uit wat de oorzaak was van deze 'iram'.
Slide 9 - Open vraag
Welk gebruik van de ablativus is bello (r.5)?
A
causae (oorzaak)
B
instrumenti (middel)
C
modi (manier)
D
seperationis (verwijdering)
Slide 10 - Quizvraag
deos (r. 6): Welke goden zijn dit?
Slide 11 - Open vraag
r. 1-6 Troiae en Latio:
Leg uit dat de plaatsing van deze 2 woorden de inhoud van deze regels onderstrepen.
Leg uit dat de plaatsing van deze 2 woorden de inhoud van deze regels onderstrepen.
Slide 12 - Open vraag
van welk stijlfiguur is er sprake bij altae moenia Romae? Laat hyperbaton buiten beschouwing
Slide 13 - Open vraag
leg uit dat de woordgroep altae moenia Romae ook níet opgevat kan worden als enallage
Slide 14 - Open vraag
wie wordt er bedoeld met virum (r.10)?
