25 okt /26 okt

Pak voor je:

  • Laptop
  • Boek blz. 31
  • aantekeningenschrift
  • pen
Leerdoelen


  • Je leert wat verwijswoorden zijn.
  • Je leert wanneer je de verwijswoorden die, dat en wat moet gebruiken.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak voor je:

  • Laptop
  • Boek blz. 31
  • aantekeningenschrift
  • pen
Leerdoelen


  • Je leert wat verwijswoorden zijn.
  • Je leert wanneer je de verwijswoorden die, dat en wat moet gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden die kunnen terugwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin.

Voorbeelden van verwijswoorden: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 2 - Tekstslide

verwijswoorden: dat, die, wat

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
In deze les: 
Kan je de verwijswoorden die, dat en wat herkennen. 
Kan je in een zin de juiste verwijswoorden opschrijven. 

Slide 4 - Tekstslide

verwijswoorden?
We gebruiken verwijswoorden om de tekst boeiend te houden.

Een verwijswoord verwijst naar een ander woord dat in de tekst staat. 

Voorbeelden van verwijswoorden zijn:
hij, zij, ze, het, haar, hem, hun, die, dat, er, daar, dan…



Slide 5 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 6 - Tekstslide

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 7 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de verloting'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 8 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 9 - Quizvraag

Welk verwijswoord?
stoel.
A
dit en dat
B
die en deze

Slide 10 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 11 - Quizvraag

Welk verwijswoord?
Het huis.
A
dit en dat
B
die en deze

Slide 12 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 13 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'auto'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
deze, die

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag
Nederlands Talent online
1.4 schrijven verwijswoorden opdr. 5 & 6 

Daarna ga je naar versterk jezelf - formuleren - 3vmbo-B -  verwijswoorden
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide