Tandheelkunde conserveren les 1

Tandheelkunde conserveren 
Les 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tandheelkunde conserveren 
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
Lesweek 1: 5.1 Inleiding + 5.2 Conserverende tandheelkunde.
Lesweek 2: 5.3 Periodiek mondonderzoek + 5.4.1 Preparatie van de caviteit.
Lesweek 3: 5.4.2 Restauratie van een caviteit deel 1.
Lesweek 4: 5.4.2 Restauratie van een caviteit deel 2.
Lesweek 5: 5.5 Preparatie voor en restauratie met plastische vulmaterialen deel 1.
Lesweek 6: 5.5 Preparatie voor en restauratie met plastische vulmaterialen deel 2.
Lesweek 7: 5.5.2/3 Preparatie voor en restauratie met glasionomeer en compomeer + 5.6 Esthetische tandheelkunde.
Lesweek 8: Toets
Lesweek 9: Verhuizing naar leerpark, vrij.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat conserverende tandheelkunde betekent.
  • Je weet het verschil tussen plastische vulmaterialen en gegoten materialen.
  • Je kent het cariësproces en de vier stadia.
  • Je weet wat predilectieplaatsen zijn en waar deze zich bevinden.

Slide 3 - Tekstslide

Toets
  • Theorietoets.
  • Op It's Learning.
  • Open vragen en meerkeuzevragen.
  • In week 8.

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent conserverende tandheelkunde?

Slide 5 - Open vraag

Conserverende tandheelkunde
  • Houdt zich bezig met het herstel van door cariës aangetaste gebitselementen.
  • Cariës = tandbederf.
  • Wordt ook wel restauratieve tandheelkunde genoemd. 

Slide 6 - Tekstslide

Twee hoofdgroepen
  • Er zijn twee hoofdgroepen materialen.
  • Plastische vulmaterialen/directe restauraties.
  • Gegoten/Gebakken materialen/indirecte restauraties.

Slide 7 - Tekstslide

Plastische vulmaterialen
  • Vervormbaar.
  • Wordt in vervormbare toestand in de tand/kies aangebracht.
  • Daarna uitgehard.
  • Bijvoorbeeld: amalgaam, composiet, glasionomeer, compomeer.
  • Een restauratie die in de mond wordt gemaakt noem je een directe restauratie. 

Slide 8 - Tekstslide

Gegoten/gebakken materialen
  • Wordt buiten de mond gemaakt.
  • Met cement op de tand/kies vastgemaakt.
  • Er wordt gebruik gemaakt van goud, palladium, porselein, zirkonium.
  • Voorbeeld: kroon, brug, facing, inlay, onlay.
  • Een restauratie die buiten de mond wordt gemaakt noem je een indirecte restauratie. 

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer kies je voor plastisch materiaal en wanneer voor gegoten/gebakken?

Slide 10 - Open vraag

Wanneer wat?
  • Het hangt af van hoe groot het is.
  • Voor de behandeling van cariës wordt gekozen voor een vulling van plastisch materiaal. 
  • Gegoten of gebakken materialen worden gekozen als plastisch materiaal niet voldoende sterk meer is. Op die manier kan het gebitselement toch behouden worden.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is cariës

Slide 12 - Open vraag

Cariës
  • Proces van afbraak van hard tandweefsel.
  • Door niet goed, of niet op de goede manier tandenpoetsen vormt een laagje tandplaque op de tanden en kiezen.
  • In tandplaque zitten bacteriën die suikers uit onze voeding omzetten in zuren.
  • Deze bacterie heet streptococcus mutans.
  • Het zuur tast de buitenste laag (tandglazuur) van een gebitselement aan.
  • Dit noem je demineralisatie.
  • Dan ontstaat een gaatje.

Slide 13 - Tekstslide

Kan cariës uit zichzelf genezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Cariës
  • Een gaatje noem je ook wel een carieus defect of een carieuze laesie.
  • Dit kan niet uit zichzelf genezen.
  • Het aangetaste weefsel moet weggehaald worden.
  • Daarna moet het gaatje (caviteit) opgevuld worden met vulmateriaal.
  • Hiermee wordt de vorm van de tand of kies hersteld en ook het functioneren. 

Slide 15 - Tekstslide

Op welke plek van een gebitselement is het risico op het ontstaan van gaatjes het grootst?
A
Aan de buitenkant (vestibulair)
B
Aan de binnenkant (palatinaal/linguaal)
C
Bovenop de kies (occlusaal)
D
Tussen de kiezen (approximaal)

Slide 16 - Quizvraag

Waar ontstaat cariës?
  • Cariës ontstaat meestal op plaatsen waar het lastig is om goed te poetsen.
  • Dit noem je predilectieplaatsen.
  • De fissuren op de occlusale vlakken van molaren en premolaren en het groefje bij de 12 en 22. 
  • De approximale vlakken (waar de tanden en kiezen tegen elkaar aan staan. 
  • De cervicale vlakken.
  • De worteloppervlakken bij teruggetrokken tandvlees.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
  • Individueel.
  • Maak de opdracht "predilectieplaatsen".
  • Deze vind je op It's Learning, tandheelkunde, periode 2, opdrachten.
  • Liever op papier? Dan kan ook!
  • Lever de gemaakte opdracht in op It's Learning.
  • Tijd: 10 minuten.

Slide 18 - Tekstslide

Krijgt iedereen even snel gaatjes?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Cariësrisico
  • Sommige mensen krijgen sneller gaatjes dan anderen.
  • Terwijl mondhygiëne en voedingspatroon hetzelfde zijn.
  • Deze mensen zijn risicopatiënten voor cariës, ze hebben een hoog cariësrisico. 
  • De dikte van het glazuur of de hoeveelheid speeksel spelen ook een rol.

Slide 20 - Tekstslide

Het cariësproces
  • Cariës begint aan het oppervlak van een tand of kies.
  • Het breidt zich daarna uit richting de pulpa (zenuw).
  • Als cariës de pulpa bereikt, dan krijgt de patiënt pijnklachten.
  • Cariës wordt onderverdeeld in vier fasen.

Slide 21 - Tekstslide

Fase 1
  • Er ontstaat een oppervlakkig defect in het tandglazuur.  Dit ziet eruit als een witte doffe vlak.
  • Het dentine is nog niet bereikt.
  • Dit noem je een ontkalking of een initiële laesie.
  • Een ontkalking kan zich nog stabiliseren/herstellen. 
  • Dit noem je remineralisatie.
  • Er blijft vaak een witte of bruine verkleuring zichtbaar.

Slide 22 - Tekstslide

Fase 2
  • Als de cariës zich heeft uitgebreid naar het dentine spreken we van oppervlakkige cariës.
  • Dit wordt ook wel cariës superficialis of wittevleklaesie genoemd.
  • Dit kan zich niet meer herstellen en moet behandeld worden. 

Slide 23 - Tekstslide

Fase 3
  • De cariës breidt zich uit tot dieper in het dentine.
  • Deze fase noem je cariës media.

Slide 24 - Tekstslide

Fase 4
  •  Wanneer de cariës media niet behandeld wordt, breidt het zich steeds verder uit. Er ontstaat een diepe caviteit.
  • De cariës komt nu dichtbij de pulpa (zenuw).
  • De patiënt krijgt pijnklachten.
  • Het gebitselement wordt zwak en kan afbreken.
  • Deze fase noem je cariës profunda.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

In welke fase kan de cariës nog herstellen?
A
Cariës media
B
Cariës superficialis
C
Cariës profunda
D
Initiële laesie

Slide 27 - Quizvraag

Cariës media
Initiële laesie
Cariës profunda
Cariës superficialis

Slide 28 - Sleepvraag

Wat heb jij onthouden uit deze les?

Slide 29 - Open vraag

Huiswerk
  • Lees de theorie uit het boek tandheelkundige kennis voor tandartsassistenten.
  • Hoofdstuk 5.1 en 5.2, blz. 116 en 117.
  • Maak uit deze tekst minimaal drie vragen over theorie die jij moeilijk vindt, niet snapt of nog vragen over hebt.
  • De antwoorden hoef je er niet bij te maken.
  • Maak de vragen zelf! Dus niet met AI.
  • Lever de vragen in op It's learning. 

Slide 30 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
Interessant!
Makkie, ik wist dit allemaal al.
Ik moet het nog een keertje goed nalezen.
Ik snap er helemaal niks van.
Ik heb er een vraag over.

Slide 31 - Poll