B1 REG meewerkend voorwerp 26-5-2021

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Herhaling meewerkend voorwerp

Welke zinsdelen hebben we ook alweer?

- Persoonsvorm (PV)

- Onderwerp (OW)

- Werkwoordelijk gezegde (WWG)

- Lijdend voorwerp (LV)

- Meewerkend voorwerp (MV)

'Ik geef les aan de brugklas.'

De winkelmedewerker gaf het bonnetje aan meneer Jansen.

Tim gaf zijn broertje een knuffel.

Waarom geef jij Jip een koekje?

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Mijn moeder geeft eten aan de hond.

1. Mijn moeder
2. Eten
3. De hond
4. Aan de hond

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Mijn moeder geeft eten aan de hond.

1. Mijn moeder
2. Eten
3. De hond
4. Aan de hond

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Jip geeft Mieke een cadeau.

1. Jip
2. Aan Mieke
3. Mieke
4. Een cadeau

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Jip geeft Mieke een cadeau.

1. Jip
2. Aan Mieke
3. Mieke
4. Cadeau

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Max stuurt Tessa een brief.

1. Max
2. Brief
3. Tessa
4. Een brief

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Max stuurt Tessa een brief.

1. Max
2. Een brief
3. Tessa
4. Aan Tessa

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Jos koopt bloemen voor zijn mooie vrouw.

1. Jos
2. Bloemen
3. Vrouw
4. Zijn mooie vrouw

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Jos koopt bloemen voor zijn mooie vrouw.

1. Jos
2. Bloemen
3. Zijn vrouw
4. Voor zijn mooie vrouw

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Mijn kat heeft een muis voor mij gevangen.

1. Mijn kat
2. Een muis
3. Voor mij
4. Mij

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Mijn kat heeft een muis voor mij gevangen.

1. Mijn kat
2. Mij
3. Muis
4. Voor mij

Ik snap wat het meewerkend voorwerp is.

Ja

Nee

Een beetje