BB KB 4 les 5 voorbereiding TW 2 TV 1t/m 4

Taalverzorging - Toekomst voor spellen 
Perron 3 Stijlfouten
Stijlfouten 1 (als/dan en verkeerde volgorde) 1, 2, 3, 4, 13, 14
Stijlfouten 2 (incongruentie en dubbelop) 5, 6, 7, 13, 14
Stijlfouten 3 (onjuiste herhaling en verkeerd gecombineerd) 8, 9, 10, 13, 14
Stijlfouten 4 (dubbele ontkenning en hun als onderwerp) 11, 12, 13, 14

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging - Toekomst voor spellen 
Perron 3 Stijlfouten
Stijlfouten 1 (als/dan en verkeerde volgorde) 1, 2, 3, 4, 13, 14
Stijlfouten 2 (incongruentie en dubbelop) 5, 6, 7, 13, 14
Stijlfouten 3 (onjuiste herhaling en verkeerd gecombineerd) 8, 9, 10, 13, 14
Stijlfouten 4 (dubbele ontkenning en hun als onderwerp) 11, 12, 13, 14

Slide 1 - Tekstslide

Bij de
........
gebruik je het woordje dan.
A
als
B
om te draaien
C
vergrotende trap

Slide 2 - Quizvraag

Zinnen met een onderwerp en persoonsvorm in de verkeerde volgorde verbeter je door onderwerp en persoonsvorm
.................

A
als
B
om te draaien
C
vergrotende trap

Slide 3 - Quizvraag


Wanneer er sprake is van een overeenkomst gebruik je het woordje
.....................
A
als
B
om te draaien
C
vergrotende trap

Slide 4 - Quizvraag

De directie van school ….. van mening dat er geen examenstunt mocht komen.
A
was
B
waren

Slide 5 - Quizvraag

De meerderheid van de leraren ….. echter dat we een kans moesten krijgen.
A
vond
B
vonden

Slide 6 - Quizvraag

Een zestal leerlingen ….. nu een thema en activiteiten voor de stunt bedenken.
A
gaan
B
gaat

Slide 7 - Quizvraag

Het docentencorps ….. de leerlingen bij het maken van de presentatie.
A
helpt
B
helpen

Slide 8 - Quizvraag

De plaatselijke media ….. waarschijnlijk langskomen om wat opnames te maken.
A
zal
B
zullen

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Is het hen of hun?
Kijk eerst: staat er een voorzetsel voor? Een voorzetsel is een woord als aan, bij, door, over, achter of tegen.
Staat er een voorzetsel voor? Dan is het hen.
• Ik heb aan hen het boek gegeven.
• Ik heb bij hen gegeten. Staat er geen voorzetsel voor, maar kun je er wel een voor dénken?
Met andere woorden: zou het er kúnnen staan? Dan is het hun.
• Ik heb hun het boek gegeven.
Denk: Ik heb (aan) hun het boek gegeven. 
Staat er geen voorzetsel voor en kun je er ook geen voorzetsel voor denken?
Dan is het weer hen.
• Ik heb hen in het boek zien lezen.
Ik heb aan/tegen/voor/met hen in het boek zien lezen kan niet, dus je kunt er geen voorzetsel bij denken. Dus geen hun.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Is het hun hebben of zij hebben?
Het is zij hebben of ze hebben.
• De scholieren hebben vakantie.
• Zij hebben vakantie.
• Ze hebben vakantie.
Hun hebben vakantie is dus fout.
Hun wordt meestal gebruikt als een bezittelijk voornaamwoord.
• De vakantie van de scholieren is bijna voorbij.
• Hun vakantie is bijna voorbij. 
Hun als meewerkend voorwerp
• Ik geef een boek aan de scholieren.
• Ik geef hun een boek.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Maak test jezelf van Taalverzorging - Toekomst voor spellen - perron 3
Leren theorie perron 3 TV
Stijlfouten 1 (als/dan en verkeerde volgorde) 1, 2, 3, 4, 13, 14
Stijlfouten 2 (incongruentie en dubbelop) 5, 6, 7, 13, 14
Stijlfouten 3 (onjuiste herhaling en verkeerd gecombineerd) 8, 9, 10, 13, 14
Stijlfouten 4 (dubbele ontkenning en hun als onderwerp) 11, 12, 13, 14


Slide 15 - Tekstslide