2a1 BME Spelling blok 4 en 5

Welkom!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag
1. SO spelling doornemen
2. Huiswerk spelling blok 3 doornemen
3. Instructie spelling blok 4 en 5
4. Opdrachten spelling blok 4 en 5
5. Tip of top

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De toets doornemen


Afspraken:

1. Je bent stil.
2. Je schrijft niet op de toets.
3. Als er iets niet klopt, bewaar dat tot het einde van de toets.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Opdracht 2 hebben we al nagekeken.
We doen nu de opdrachten 3 en 4

Maar eerst nog even razendsnel de theorie!


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouds-n bij verwijzingen
alle/ allen - beide/ beiden - sommige/ sommigen - andere/ anderen

ZONDER -n als:
- er een ZNW achter staat
- persoon waarnaar wordt verwezen staat in zelfde zin
- verwijst niet naar personen (zelfstandig gebruikt)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling blok 4 en 5 - Leerdoelen


Je leert over samenstellingen 
Je leert over samentrekkingen en het weglatingsstreepje

Je weet hoe je aanhalingstekens gebruikt
Je weet hoe je een komma gebruikt

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen
Je hoort twee of meer woorden in een samenstelling.

Je schrijft de woorden aan elkaar.

Slide 7 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.


Samenstellingen
Een samenstelling is één woord dat gemaakt is uit twee of meer woorden.
Je schrijft een samenstelling ALTIJD als één woord.
Je zet NOOIT een spatie in een samenstelling.

Je zet een koppelteken ( - ) bij letterverwarring (uitspraak).
Vb. wiskunde-expert

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen
Voorbeelden met 2 woorden: 
samen+stelling = samenstelling 
boeken+kast = boekenkast
tuin+bank = tuinbank 
laptop+tas = laptoptas
vruchten+taart = vruchtentaart
Voorbeelden met meer dan 2 woorden: 
wind+molen+monteur = windmolenmonteur

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen
Het laatste woord is het belangrijkste woord.
Het eerst woord zegt iets over het laatste woord.
vruchtentaart = een taart die uit vruchten bestaat.
laptoptas = een tas die voor een laptop bestemd is. 
tuinhuis = een huis voor in de tuin.

We pakken daarom ook altijd het lidwoord van het laatste woord.
de tuin + het huis = het tuinhuis


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Tussenletters 
in 
samenstellingen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletter -s- in een samenstelling
Gebruik altijd een tussen-s als je die hoort.
             jongensboek
Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, kun je het het eerste deel veranderen en luisteren of je een tussen-s hoort. Gebruik een ander woord of bijvoorbeeld 'plein'.
            kaasschaaf, stadsschouwburg (stadsplein), 
            bruidssluier (bruidsboeket)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletter -e-  in een samenstelling
Is het linkerdeel een zelfstandig naamwoord? 
NEE!    Schrijf dan altijd een -e- !

WANT: 
  • het linkerdeel is: bijvoeglijk naamwoord oudejaarsavond
  • het linkerdeel is: werkwoord knarsetanden

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussenletter -en in een samenstelling
Heeft het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord met een meervoud dat eindigt op -en?
JA! Schrijf -en!

       eikenboom, bejaardenflat, apenkooi

Maar let op! Het is apetrots want 'ape' is een versterkend bijvoeglijk naamwoord = heeft 'erg' in de betekenis: erg trots

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samentrekking & weglatingsstreepje
Het weglatingsstreepje gebruik je:
  • als je een deel van een woord weglaat: 
  1. huisvrouwen en huismannen --> huisvrouwen en -mannen
  2. voordelen en nadelen --> voor- en nadelen

Je gebruikt geen koppelteken als je een heel woord weglaat:
  1. korte treinen en lange treinen --> korte en lange treinen
  2. middelbaar onderwijs en basisonderwijs --> middelbaar en basisonderwijs

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Directe rede
* Citeer (letterlijk)
* 'Aanhalingstekens'

Directe rede: De docent zei: 'Vul je logboek in!'



Indirecte rede
* In je eigen woorden
* GEEN aanhalingstekens

Indirecte rede: De docent zei dat ik mijn logboek in moest vullen.
Directe/ Indirecte rede

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

komma ( , )
Een komma verdeelt een zin in stukjes. 

Op de volgende plekken moet je een komma plaatsen:

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Tussen twee persoonsvormen. 
Soms zijn zinnen wat langer en dan kunnen ze 2 persoonsvormen hebben. Zet de zin in een andere tijd om dit te ontdekken. 
- Als de 2 persoonsvormen naast elkaar staan, plaats je er een komma tussen. 
Bijvoorbeeld: Omdat mijn broer erg ziek is, heeft hij dagelijkse verzorging nodig.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Voor een signaalwoord 
Signaalwoorden: omdat, voordat, daarom, daardoor, etc. Bijvoorbeeld: 
Ik mag niet naar het ponykamp, omdat mijn moeder het te duur vindt.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Na een aanspreking. 
Bijvoorbeeld
”Sanne, ga je je vader nog helpen?”
"Tom, kom eens even hier!"

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Tussen twee gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden. 
Bijvoorbeeld
De leuke, lieve leerlingen uit klas 2a1.

Kijk goed: je kunt de bijvoeglijke naamwoorden van plek wisselen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Tussen de delen van een opsomming. 
Bijvoorbeeld
Ik ga naar de winkel kaas, vlees, kip en eieren halen.



Kijk goed naar het verschil!
- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen.
- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

15 minuten zelfstandig én stil werken
- Blok 4: opdracht 1, 2, 3, 4 (alleen vraag 1), 5 en 6
- Blok 5: opdracht 1, 2, 3 en 4




Dus ook geen vragen stellen!
Als de timer af is, mag je zachtjes overleggen met je buurman of buurvrouw
Wat niet af is, is huiswerk voor woensdag!
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

één tip of top over deze les

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies