Nieuw Nederlands Hoofdstuk 3 Woordsoorten, Hoofdletters, Werkwoordspelling

Welkom in de les!
  • Fijn dat jullie er allemaal weer zijn
  • Zorg dat je op een plek zit waar je niet afgeleid wordt
  • Zet je telefoon uit en berg hem op
  • Leg je boek en je oefenboek (de kopie die je van ij hebt gekregen) klaar
  • Succes gewenst voor deze les
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les!
  • Fijn dat jullie er allemaal weer zijn
  • Zorg dat je op een plek zit waar je niet afgeleid wordt
  • Zet je telefoon uit en berg hem op
  • Leg je boek en je oefenboek (de kopie die je van ij hebt gekregen) klaar
  • Succes gewenst voor deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
In deze les behandelen we drie onderwerpen:
  1. Grammatica woordsoorten
  2. Hoofdletters
  3. Werkwoordspelling

Wat moet je aan het eind van de les kennen & kunnen?

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
  • Woordsoorten, bezittelijk voornaamwoord
  1.  bez.vnw: geeft aan van wie iets is (bezit): jouw boek, mijn pen, uw brief
  2. staat altijd voor het bezit waarbij het hoort
  3. staat het vnw achter het bezit? (dat boek van jou, die pen van mij, de brief van u). Dan is het een pers.vnw

Slide 3 - Tekstslide

Doen deel 1
  • Maak de opgaven die horen bij grammatica woordsoorten uit je oefenboek

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les
Je moet weten welke regels er zijn over het gebruik van hoofdletters en deze regels kunnen toepassen.
  1. Aan het begin van een zin: De uitzending begint om acht uur
  2. Als de zin met ’s begint, verschuift de hoofdletter: ’s Morgens ben ik vrolijk. 
  3. Bij namen: Jan Wouters, Coolsingel, Breda, PSV, Audi, Pasen, Nutella. 
  4. Bij woorden die van namen zijn gemaakt: Noord-Brabantse, Marokkaanse. 

Let op: namen van dagen (donderdag), maanden (oktober), seizoenen (herfst) en windstreken (westen) krijgen geen hoofdletter.
We kijken naar het uitlegfilmpje over hoofdletters.

Slide 5 - Tekstslide

Doen deel 2
  • Maak opgave 1 die hoort bij spelling
  • Maak de vragen die je vindt onder de volgende link:

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Doel van de les
Werkwoordspelling: je moet de regels kennen voor het spellen van werkwoorden. Je moet het schema werkwoordspelling kunnen gebruiken.
Zo schrijf je een werkwoord
:
  1. Gebruik de vraagproef of tijdproef om te zien of het werkwoord een persoonsvorm is
  2. Ga na of de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd geschreven moet worden
  3. Gebruik de regels van de tegenwoordige tijd of verleden tijd uit het schema
  4. Als het werkwoord geen persoonsvorm is, gebruik dan de verlengproef

We  kijken samen het uitlegfilmpje over werkwoordspelling

Slide 8 - Tekstslide

Doen deel 3
  • Maak de opgaven 2, 3, 4, 5 en 6 van Spelling uit je oefenboek

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting
  • Huiswerk: 
  1. maak de opgaven uit je oefenboek die horen bij grammatica woordsoorten en spelling
  2. Leer de theorie op blz 111, 113 en 114
  • Lever zo snel mogelijk in (als je dat nog niet hebt gedaan) de opdracht Goede Doelen en Instructiefilmpje in
  • Doe dat ook als je de opdracht nog wilt verbeteren

Slide 10 - Tekstslide

Bedankt voor de inzet en tot volgende week!

Slide 11 - Tekstslide