P1_7_verhaalanalyse_§3 perspectief

Verhaalanalyse (3)
Aan het einde van de les:
  • Weet je welke perspectieven er zijn
  • Kun je uitleggen vanuit welk perspectief een verhaal is geschreven
  • Kun je uitleggen waarom een perspectief soms onbetrouwbaar is
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse (3)
Aan het einde van de les:
  • Weet je welke perspectieven er zijn
  • Kun je uitleggen vanuit welk perspectief een verhaal is geschreven
  • Kun je uitleggen waarom een perspectief soms onbetrouwbaar is

Slide 1 - Tekstslide

Welke personages kunnen er in een verhaal zitten?

Slide 2 - Woordweb

Personages
  • Welke personages heb je in een verhaal?
  • hoofdpersonen en bijpersonen

  • Wat is het verschil tussen een hoofdpersoon en een bijpersoon?
  • Wat is een type en een karikatuur?

Slide 3 - Tekstslide

Conflictmodel
  • Wat houdt het conflictmodel in?

  • - evenwicht
  • - conflict --> motorisch moment
  • - ontwikkeling
  • - oplossing/nieuw evenwicht

Slide 4 - Tekstslide

Vertelinstanties = perspectieven
Elk verhaal heeft een verteller

Degene van wie je weet wat hij ziet/hoort/denkt/voelt

Slide 5 - Tekstslide

Welke drie perspectieven zijn er?

Slide 6 - Woordweb

Perspectieven
  • ik-perspectief
  • hij/zij-perspectief (personaal)
  • auctoriaal/vertellersperspectief (alwetende verteller)

  • wisselend perspectief
  • onbetrouwbaar perspectief?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het perspectief?

Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. 
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het perspectief?

"Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak. Het heette al zo toen zijn ouders het kort voor de oorlog huurden; zijn vader had het eer der ‘Eleutheria’ genoemd of iets dergelijks, maar dan geschreven in Griekse letters. Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets dat buiten de rust was."
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het perspectief?

"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)

Slide 10 - Quizvraag

Te doen:
  • Lezen: NN h6 Literatuur (blz. 183)
    §1.3 maken opdr. 1 en 2

Slide 11 - Tekstslide