Samenvattende les Poëzie

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerlijsten
Kenmerken Poëzie & rijmvormen - oranje/zalmroze
Rijmschema's - blauw
Vormen beeldspraak - paars
Verschillende stijlfiguren - lichtgroen.




Slide 2 - Tekstslide

Leren havo (vwo volgende slide)
Op Niveau Fictie blok 1 (oefeningen en theorie):  Beeldspraak: metafoor, vergelijking & personificatie
Op Niveau fictie blok 2. (oefeningen en theorie): Kenmerken van poëzie: enjambement, strofen, 
Stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling, eufemisme, hyperbool, understatement, ironie en sarcasme.
Op Niveau fictie blok 4. (oefeningen en theorie): binnenrijm, eindrijm, rijmschema's: gepaard rijm, gekruist rijm, omarmend rijm, slagrijm en gebroken rijm, assonantie, alliteratie. 
Fictie blok 6:
herhaling stof en oefeningen. 

Leren: alle slides - pleonasme, tautologie en retorische vraag (laatste drie slides). Voor meer informatie, zie de lessen in LessonUp.

Slide 3 - Tekstslide

Leren havo
Opdrachtenboek downloaden: https://drive.google.com/drive/folders/0B4Zr5wqgHOhefnFNQkhINHo4VExkOVQxazU3OWVULTZIR3BocURVdGY5S2R5OUxSNWY3M0k?resourcekey=0-hQd4tVf4xw9nyYdXYWLiUw

Slide 4 - Tekstslide

Leren vwo
  • Gebruik de rest van de les om te leren voor de toets.
  • Leer de stof en maak opdrachten in je opdrachtenboek (fictie).
  • Fictie blok 1. Bladzijde 9 t/m 21: opdrachten & uitleg Beeldspraak.
  • Fictie blok 2. Bladzijde 59 t/m 70: opdrachten en uitleg kenmerken van Poëzie en stijlfiguren.

  • leren: alle theorie op de slides. Voor meer informatie, zie de lessen in LessonUp.



Slide 5 - Tekstslide

Poëzie
Bij poëzie is de afspraak dat het iets wil overbrengen.

In poëzie probeert een dichter met taal iets te zeggen wat zich niet eerder in taal liet omschrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Poëzie vs. Proza
Bij proza wordt de regel bepaald door de breedte van het blad
Bij poëzie wordt de regel (‘vers’) bepaald door de dichter --> vaak dus regels in stukken gehad.
Poëzie heeft een soort ritme (metrum).
Poëzie heeft een diepere of verbeeldende betekenis.

Slide 7 - Tekstslide

Waar zou je een gedicht aan kunnen herkennen?
  • Typografie
  • Afwijkend gebruik van interpunctie
  • Opbouw in strofes
  • Beeldspraak
  • Rijm 

Slide 8 - Tekstslide

Strofes
Een strofe is een groep versregels bij elkaar. Het is dus eigenlijk een alinea.

Slide 9 - Tekstslide

Rijm in gedichten
Een gedicht hoeft niet per definitie te rijmen, maar soms gebeurt dat wel.

Je kunt dan verschillende soorten 'rijm' onderscheiden.
eindrijm
alliteratie
assonantie

Slide 10 - Tekstslide

Voorrijm 
Rijm aan het begin van de zin, klanken komen overeen.

Blinkende toortsen en flonkrend kristal
Klinkende kelken en jubelgeschal”
                                                  (P.A. de Génestet)

Slide 11 - Tekstslide

Voorrijm (rijm aan het begin van de zin, klanken komen overeen)

Blinkende toortsen en flonkrend kristal
Klinkende kelken en jubelgeschal”
                                                  (P.A. de Génestet)

Slide 12 - Tekstslide

Enjambement
Enjambement is het opdelen van een zin over twee (of eventueel meer) versregels. De mogelijke redenen om dit te doen zijn onder andere:
  • Het creëren van ongebruikelijk rijm. 
De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien. (Multatuli)
  • Het nadrukkelijker maken van rijm.
de bloemen, witte en gele als room en rood'
als kindernagels en getreepte, lood-
blauw als een avondlucht bij windgetij. (Herman Gorter)
  • Het minder nadrukkelijk maken van rijm.
Omwille van het ritme.

Slide 13 - Tekstslide

enjambement -> De zin loopt gewoon door op de volgende regel.
“Gezegend zij de Heer, die t’ allen tijde
mijn toevlucht is, mijn hand leert hoe te strijden,
die voor ’t gevecht mijn vingers vaardig maakt!”
(psalm 144, berijmd)

Let op! Geen enjambement.
“Gezegend zij de Heer die mij behoedt
en die de volken brengt onder mijn voet.


Slide 14 - Tekstslide

Eindrijm
  • Benoem de regels met letters.
  • Iedere regel verdient een nieuwe letter, totdat een regel rijmt op een voorgaande regel, dan krijgt deze regel dezelfde letter. 

  • Hier: ABAB

Slide 15 - Tekstslide

EINDRIJM
Op twee slakken
Twee slakken waren al sinds jaren
op weg van Groningen naar Haren.
Ten slotte kwam geheel ontdaan
de oudste aan het eindpunt aan.
Hij slikte en sprak diep bewogen:
'Mijn broer is uit de bocht gevlogen.'


uit: 'De peperbek', 1966.

Slide 16 - Tekstslide

Beginrijm: alliteratie
Alliteratie:



Wij weten wat we willen!

De kat krabt de krullen van de trap.

Berend Botje, Donald Duck, Guus Geluk, Mickey Mouse

Witte winter,
wollen wanten,
warme jas
waar gisteren nog gras was
zie ik pijltjes in de sneeuw
poes volgt de pootjes
van een spreeuw


Wanneer verschillende woorden met dezelfde letter beginnen

Slide 17 - Tekstslide

Assonantie (klinkerrijm)
Assonantie:



Let op de klank van de klinkers als je half wilt rijmen.


Herhaling van de klank van de klinkers in het midden van woorden, 
zonder verder te rijmen

Slide 18 - Tekstslide

RIJMSCHEMA
Een dichter hanteert vaak een volgorde voor zijn rijmwoorden binnen een strofe, dit wordt een rijmschema genoemd.


aabb cc
Elke rijmklank heeft een letter als symbool.
De klank in de eerste regel krijgt de letter a
als symbool, de volgende rijmklank krijgt b
als symbool. Et cetera.

Slide 19 - Tekstslide

Soorten rijm benoemen
AAAA - Slagrijm
AABB - Gepaard Rijm
ABAB - Gekruist Rijm
ABBA - Omarmend Rijm
ABCB - Gebroken Rijm

Slide 20 - Tekstslide

Rijmschema AAAA
(slagrijm)


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Dat wil zeggen dat er niet letterlijk wordt gezegd wat er wordt bedoeld. Stel dat je een wedstrijdje sprinten doet met een vriend of vriendin en een toeschouwer roept: ''Jullie gaan als een speer!''. Dan bedoelt deze vriendelijke man niet letterlijk dat jullie gaan als een speer.

Slide 27 - Tekstslide

Beeldspraak
  • De alarmbel gilde toen we besloten te vertrekken
  • Ze verdronk in de emoties.
  • Een brandend stukje sneeuw (paradoxaal!)
  • Met lood in zijn schoenen begon hij aan de terugreis…
  • De bladeren van de bomen wiegen heen en weer…
  • En zijn hart opende…

Slide 28 - Tekstslide

Metaforen
Een metafoor is een vorm van beeldspraak waarbij figuurlijk taalgebruik centraal staat. Door het gebruik van een metafoor wordt er een bepaald beeld geschapen. Dit beeld heeft een overeenkomst met wat er werkelijk bedoeld wordt.

Bij een metafoor wordt altijd een vergelijking getrokken. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen iets wat men wel en wat men niet kent.

Slide 29 - Tekstslide

Metaforen
Als je bijvoorbeeld wilt zeggen dat je klasgenoot Bram altijd alles weet, kan je daar een metafoor van maken:
Bram is de wandelende encyclopedie van de klas.

Als student woonde ze in een kamer die rook als een zwijnenstal.
Hier wordt expliciet genoemd dat de geur de gemeenschappelijke eigenschap is. Ander is dit in de zin:
Haar studentenkamer was een zwijnenstal.

Hier heb je als lezer de vrijheid om andere eigenschappen invullen, bijvoorbeeld dat het in haar studentenkamer een rotzooi was.


Slide 30 - Tekstslide

Personificatie
Personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij de dichter menselijke eigenschappen of menselijk gedrag toekent aan abstracte begrippen of levenloze objecten.

De bomen fluisteren zachtjes haar naam.
De telefoon slaapt op de lessenaar.



Slide 31 - Tekstslide

Metonymia
Een Metonymia is een bepaalde stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. 

Zo kun je spreken van koppen tellen, terwijl je bedoelt: 'mensen tellen'. In plaats van het 'geheel' (mens) noem je een onderdeel (kop).

Slide 32 - Tekstslide

Metonymia
  • Ghana speelde vanavond zijn laatste groepswedstrijd. (bedoeld is: het Ghanese team, voetbalelftal o.i.d.)
  • De schuwe pluimstaart klom heel snel de boom in. (bedoeld is: de eekhoorn (met z’n pluimstaart)
  • Heb je je tong verloren? (bedoeld is: je vermogen om te praten – ‘je tong te roeren’)
  •  Onze buren hebben lekkage. (bedoeld is: (in) het huis van de buren lekt (het)

Slide 33 - Tekstslide

Vergelijking met als
Is een vorm van beeldspraak waarbij de overeenkomst tussen beeld en dat wat met dat beeld bedoeld wordt een belangrijke rol speelt. 

Bij een metafoor staat het bedoelde (het object) er niet bij, bij een vergelijking met als wel: beeld en object worden met elkaar verbonden door (zo)als. 

Ook kan een ander verbindingswoord voorkomen, bijv. in: een boom van een vent of een schat van een kind.                      

Slide 34 - Tekstslide

Repetitio - woord herhalen
Een repetitio is een stijlfiguur waarbij woorden, delen van woorden of delen van zinnen worden herhaald.

  • Je hebt mensen en mensen.
  • Uur na uur na uur zagen we hetzelfde.
  • Drommels, drommels en nog eens drommels.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide