NIMA M1: H5

NIMA M1 - Basiskennis marketing
Welkom!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

NIMA M1 - Basiskennis marketing
Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NIMA M1 - Basiskennis marketing
Nima M1
Basiskennis marketing

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check-in Lessonup
  • lessonup.app/code

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5: Koopbeïnvloedende factoren
Hoofdvraag: wat beïnvloedt het consumentengedrag?

5.1 Psychologische benadering

5.2 Sociologische benadering
5.3 Economische benadering

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Behoeftes volgens Maslow

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.1 Psychologische benadering

Slide 6 - Tekstslide

Hoe kom je achter die behoefte? Koppelen aan stage!
5.1 Drie gekoppelde motieven
1 & 2: overlevingsmotief
3 & 4: sociaal motief
4 & 5: groeimotief

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niels volgt een cursus paragliden, omdat hij graag zo vrij als een vogel in de bergen wil vliegen. Welke behoefte van Maslow wordt met deze cursus bevredigd?
A
behoefte aan zelfverwerkelijking
B
fysiologische behoefte
C
behoefte aan respect
D
behoefte aan liefde en geborgenheid

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een tennisser koopt een zeer duur racket dat normaal alleen door beroepsspelers wordt gebruikt. Hij wil zijn vrienden laten zien dat hij het zich kan permitteren de zaken goed aan te pakken. Hoe kan deze aanschaf in termen van Maslow worden aangeduid?
A
Behoefte aan waardering, zelfrespect
B
fysiologische behoefte
C
Behoefte aan veiligheid, zekerheid.
D
Sociale behoefte.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet een sluimerende behoefte waar je je niet bewust van bent?
A
Secundaire behoefte
B
Individuele behoefte
C
Effectieve behoefte
D
Latente behoefte

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


 Attitude

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een attitude?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Attitude
Een attitude...
  • is de houding die je inneemt t.o.v. personen, activiteiten, producten of organisaties
  • is ontastbaar: gaat om uitspraken of gedrag
  • Is doelgericht: richting op een product, merk, persoon op organisatie
  • is positief of negatief
  • is aangeleerd
  • is duurzaam (blijft vaak hetzelfde)

Slide 13 - Tekstslide

Hoe kom je achter die behoefte? Koppelen aan stage!
Attitude wordt bepaald door drie componenten
Cognitieve component
Affectieve component
Conatieve component
Kennis van een persoon, product of organisatie
Emoties bij een product, persoon of organisatie
De neiging of intentie om tot actie over te gaan (gedrag)

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 Adoptieproces

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn vijf adoptiecategorieën. Hoe noem je de categorie die gekenmerkt wordt door consumenten die een product vroeg kopen en daarmee een voorbeeld zijn voor anderen?
A
Innovators
B
Early adaptors
C
Early majority
D
Late majority

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adoptiecurve

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5: Koopbeïnvloedende factoren
5.1 Psychologische benadering
5.2 Sociologische benadering
5.3 Economische benadering

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als ik iets koop, denk ik weleens na wat anderen ervan vinden
Ja
Nee

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies


Waar je mee omgaat...

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vier sociale invloeden (op koopgedrag)
  • Cultuur en subcultuur
  • Sociale klasse en welstandsklasse
  • Referentiegroepen
  • Gezinslevenscyclus

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Cultuur & subcultuur
  • Verzameling van normen, waarden, kennis, wetten etc.
  • Aangeleerd en overgedragen
  • Gedeeld door leden van een
     gemeenschap
  • Veranderd door de tijd

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Welstandsklassen
  • Beroep
  • Opleidingsniveau
  • Leeftijd
  • Mate van leidinggeven 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Referentiegroepen (1)
    groep die invloed heeft op jouw (koop)gedrag
  • Een groep mensen die invloed heeft op jouw aankoopgedrag
  • Invloed kan informeel (ik luister naar iemand), expressief (ik wil   diegene worden/zijn) of normatief (iedereen koopt dit) zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Referentiegroepen (2): een voorbeeld...

  • Familie & vrienden moedigen je aan te gaan voetballen (primaire groep)
  • Je meld je aan bij een voetbalclub (associatieve groep)
  • Je houdt van voetballen, maar niet van hooligans (dissociatieve groep)
  • Later wil je bij de 100 beste voetballers van de wereld horen  (aspiratiegroep)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Gezinslevenscyclus
5 rollen, welke vul jij in thuis?

  • Initiator
  • Beïnvloeder
  • Beslisser
  • Koper
  • Gebruiker

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiegroepen kunnen bij consumentenaankopen een belangrijke rol spelen.
Waaruit kan een referentiegroep bestaan bij de aanschaf van een caravan?
A
De verkooppunten in de regio waar caravans worden aangeboden
B
Collega's en/of kennissen
C
Een aanbeveling door een bekende Nederlander
D
Een vergelijkende caravantest in de Kampeer- en caravankampioen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De invloed van referentiegroepen is zeer gering bij de aankoop van
A
Fruit
B
Rookwaar
C
Meubelen
D
Kleding

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een startende ondernemer bezoekt een netwerkbijeenkomst waar hij allerlei geslaagde zakenmensen hoopt te ontmoeten. Hij kleedt zich daarom zeer netjes. De geslaagde zakenmensen zijn voor hem, een
A
Primaire groep
B
Dissociatieve groep
C
Referentiegroep
D
Aspiratiegroep

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Nederland wordt vaak gebruik gemaakt van een indeling in vijf sociale klassen of welstandsklassen: A, B1, B2, C, D. Waarop is deze indeling onder meer gebaseerd?
A
Beroep en opleidingsniveau
B
Opleidingsniveau en inkomen
C
Soort woning en beroep
D
Inkomen en leeftijd

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over het sociologische begrip 'cultuur' is juist?
A
Cultuur is een min of meer permanente en homogene verdeling van de maatschappij.
B
Cultuur wordt aangeleerd en overgedragen.
C
Cultuur wordt bepaald door opvoeding en persoonlijkheid.
D
Bij cultuur gaat het vooral om verschillen tussen en variëteit in persoonlijke waarden en normen van individuen binnen een samenleving.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een marketingdoelgroep en een communicatiedoelgroep?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Referentiegroep vs. aspiratiegroep
 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5: Koopbeïnvloedende factoren
5.1 Psychologische benadering
5.2 Sociologische benadering
5.3 Economische benadering

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van bruto naar vrij besteedbaar inkomen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat beïnvloedt jouw koopkracht?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Invloed op koopkracht
  • Hoogte van het inkomen
  • Prijs van een product (hoger of lager)
  • Prijzen van andere producten (concurrentie) 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies